geene zyde, op de groene heuvelen, hoor ik de streelende Herderstoonen, die aangenaame Melodyen der wakkere Herders. ô! Gy eenvoudige, die in het veld uw vermaak vind, wat zyt gy verheugd by uw wollig Vee! Hoe vergenoegd zit gy aan eenen met riet bezoomden Oever, die zich met den stroom om de bergen heen kronkelt! Hoe vrolyk dartelen de Schaapjes onder uw lieflyk speelen op den Veldfluit, of welgesneeden Ruispyp. - Het Vogelen-heir verheft hunne keelen; met hun schel gezang juichen zy den dageraad te gemoet; geen sterveling zal hier hunne stille verblyfplaatsen stooren. - ô! Groot en Eeuwig Opperweezen, al wat ik beschouwe, zyn de werken van uwe Almagtige hand; door u alleen leeft de geheele Natuur! De loop van het licht der Zonne, de kragt van derzelver gloed, is van u oorspronkelyk. Gy begiftigt de Maan met haaren glans; gy regelt den loop der Sterren; gy schenkt Vleugelen aan de Winden; de dauw, welke onze Velden des nagts bevogtigt, word door uwe hand verspreid! Het Firmament is, op uwen wil, op zyne plaats verheven; een wolken-kleed bedekt het voor onze oogen, als gy de Aarde wilt drenken. - De Hemelhooge bergen zyn uit Niet door U voortgebragt; uwe wysheid verleende der Aarde eene onnadenkelyke verscheidenheid van gronden, geschikt ter voortbrenginge van ontelbaare soorten van gewassen; ter onderhoudinge van eene onnaspoorelyke reeks van verschillende Schepzelen; die allen door uwe hand geschaapen zyn. Uwe magt heeft hun het bestaan gegeeven; uwe wysheid zorgt voor hunne volduuring, en uwe goedertierenheid gaat over alle de werken uwer handen! - Eeuwige Schepper van het gantsch Heelal! wat sterveling zal uwe Magt, uwe Wysheid, uwe Goedheid naar waarde verheffen! zy zyn te oneindig groot; myne oogen schemeren, myne gedagten zyn bedwelmd, myne tong stamelt, woorden schieten my te kort, en myne ziel verliest zig in eene stilzwygende eerbiedigheid en dankbaarheid. Geef gy, ô God! dat het den rechten invloed op mynen handel en
wandel hebbe!
k.w.