rechtigheid wilde handelen! - Maar (dus word dit door zyn Geloov beantwoord) geen nood - myn Goël! - myn Verlosser leevt! - Deze kwam - Onbegrypelyke
Lievde! - deze kwam, uit enkele goedheid, op deze wereld - vervulde Gods wet - en volbragt, hier door, de onverbrekelyke voorwaarde der zaligheid - en dat voor my - my onwaardige - voor my, die een vyand van God was; doch nu verzoend, door den dood zyns Zoons. - Bewerkt door Gods Geest, omhelsde ik gelovig, den, door God, geopenbaarden weg der Zaligheid: - hier door, met Christus verenigd, wierd ik rechtveerdigheid Gods in hem. - Ik ontvong een Geestelyk leven - een leven - dat in een euwige heerlykheid zal worden voortgezet. - Met dit alles (dit erken ik met schaamte) met dit alles, leevde ik, niet genoeg overeenkomstig myne bestemming, - myn Vader wierd niet genoeg door my verheerlykt, - Christus wierd, door my, niet genoeg als Zaligmaker geëerbiedigd, - en de Heilige Geest niet genoeg, door my, als Heiligmaker erkend. - Veelal verwaarloosde ik de lievde tot God - en hier door, ô jammer, was ik ook nalatig, in de betragting der lievde, tot den naasten; - Maar Gy, Gy ô Hertenkenner! Gy weet - hoe menigmaal ik dit, met hete tranen, voor uwen throon, betreurd, en beweend hebbe: - 't is U bekend, - hoe dikwerf ik, steunende, op de Borg-gerechtigheid van uwen groten Zoon, by U, in zyn bloed, hier over, verzoening, en, hier tegen, kragt tot heiligmaking, gezogt en gevonden hebbe - wanneer ik die stille kalmte en vrede des gemoeds, gewerkt door uwen Geest, in my ondervond; waar door ik die aangename bewustheid ontvong dat Gy myn God waart - waar door ik van Uw woord, het welk my verzekerde, dat uwe trouwe, door myne ontrouwe, niet konde te niete gedaan worden, een recht gebruik kon maken. - Nu verkere ik op den rand van het grav. - Zo, zo, zal ik de euwigheid instappen - zo, zo, zal ik in het hemelsch Vaderland aanlanden. - Uwe Gerechtigheid immers, ô myn verlosser! Uwe Gerechtigheid immers, bedekt myne ongerechtigheid - Uwe Heiligheid myne onheiligheid! - hierop steune ik; - hierop ga ik de Euwigheid in; - en hierop, bly vooruitgezigt!
hierop verwagt ik het vrysprekend vonnis, van Uwen, en mynen Vader; - maar, wat hoor ik? - wat houd myn hert nog zo verkleevd aan dit jammerdal? ô God! myne