Anecdote van czaar Peter den Groote.
(Ontleend uit de Histoire de Russie, par m. levesque.)
De Dronkenschap van den Czaar en zyne Oploopenheid waren even verschriklyk: als dan kon hy zyne beste Vrienden op 't wreedst mishandelen, en liepen zy zomtyds gevaar van hun leeven: dan waarlyk groote Characters geeven wel eens, te midden der vervoeringen van Overdaad en Drift, blyken van Grootheid. 't Volgende tot nog onopgetekend geval kan 'er ten staal van strekken. - In den Jaare 1721, bevond zich Czaar peter in een Sloep, hy werd met woede vervuld tegen een Heer, die, in den Raad, hem vrymoedig hadt durven tegenspreeken: hy vatte hem op, en stondt gereed hem in de Rivier te werpen. De Raadsheer voerde hem, op een zeer ernstigen toon, te gemoete: Gy kunt my doen verdrenken; maar uwe Leevensgeschiedenis zal het vermelden! De Vorst bedaarde, en zette zich stilzwygend neder op een bank van de Sloep. Deeze trek maalt de grootheid van zyn geest. Gramschap voerde hem buiten zichzelven: hy dagt niet meer, en stondt op 't punt om een schriklyk misdryf te begaan; dan hy bedwingt zich, zo ras hy zich het Oordeel der Naakomelingschap te binnen brengt. Hoe veel grooter Man zou hy geweest zyn, hadt hy eene beter Opvoeding mogen genieten, verstandige, bestendige en deugdzaame Vrienden aangetroffen!