Hoe groot is het verschil tusschen den ommegang; van een kregel en twistziek mensch, en zulk een, die den Vrede lief heeft, en allen twist vermyd! by den eersten zyn gestadige krakeeling, gemor en gekyf; daar by den laatsten vrede en stille vergenoegdheid woont.
Men vind in de Zamenleeving zeer veele menschen, die enkel geboren schynen te zyn, om kwaade gerugten voort te brengen; wier tongen zich rusteloos bewegen; dog alleen ten nadeele van den Evenmensch.
Een opgeblazen trotsaart is een lastig en onhebbelyk Schepsel: hy ziet elk met een oog van verontwaardiging aan; dog is zelve een spot en veragting by al de Wereld.
De verstandigste Wysgeeren hebben, van alle tyden af, bepaafd, en als eenen onfeilbaren grondregel vastgesteld, dat 'er, om zo te spreken, bykans nimmer eenig ongeluk gebeure, (indien het niet onmiddelyk van de eerste oorzaak afdaale, maar zich in den kring der tweede oorzaken bevinde,) 't welk niet door een voorzigtig gedrag, of eene wyze en verstandige bestiering, had kunnen voorgekomen worden. Hier uit mag men veilig afleiden, dat het nauwkeurig nagaan der oorzaken en gewrogten, het geschiktste middel zy, om zich te beveiligen tegens den aanval van nieuwe ongelukken, waarmede men gedreigd word; het geschiktste middel, om, zo veel mogelyk zy, een aanhoudenden voorspoed te genieten, en gelukkig te leven.
Een Land is allerongelukkigst te agten, in 't welke brave burgers zich alomme vyanden op den halze halen: de wetten vertreden worden, en zy, die het bestier in handen hebben, eene willekeurige bestiering voeren.
Zy die in hoogheid gesteld zyn, bevinden zich veeltyds in een kring, waar in zy alomme door de valsheid omringo worden; onder de bedriegelyke gedaante, welke de vleiery aanneemt. Het is doorgaans zeer bezwaarlyk voor de waarheid, de zulken te naderen; om dat ze alleen de toegangen voor haar wel bezet en gesloten vind. Het baat niet, of de zodanigen beminnaars van de waarheid zyn; zy krygen geene, of te weinig gelegenheid, om 'er hunne liefde en toegenegenheid aan te kunnen bewyzen.
Een mensch van nadenken, van goede beginzels, kan niet onverschillig zyn, wanneer de nyd, haat, en valsheid zamenspannen, om hunne woedende kragten op hem te beproeven: dan 'er kan een tyd komen, dat zulk een zich het woelen dier gedrogten weinig meêr bekreunt, maar het zelve met een oog van verontwaardiging beschouwd. Die tyd is, wanneer hy zich meer met het toekomende, dan het tegenwoordige, ophoud.
Beiden, en de natuurlyke Rechtvaardigheid en de Kristelyke Godsdienst vorderen, dat de onderdrukkingen belet, en