Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
Naspooring der afkomste van den heer Antonie Perrenot, kardinaal van Granvelle.Den Schryveren der Alg. Vad. Letteroefeningen, briefswyze medegedeeld.
Myn Heeren!
Met oplettendheid en genoegen ULieder beoordeeling der uitkomende Schriften gewoonlyk nagaande, werd ik, onlangs, by het aanhaalen eener passage uit het Tafereel der Algemeene Geschiedenisse van de Vereenigde Nederlanden, gevolgd naar het Fransch van den Heere a.m. cerisierGa naar voetnoot(*), te meer opgehouden, om dat ik, juist even te vooren, herleezen had, de leerzaame aantekening van den opmerkzaamen Hoogleeraar te Middelburg, den Heer j.w. te water, nopens de afkomst van den Kardinaal van granvelleGa naar voetnoot(†). Zyn Ed. naamlyk verzet zich in dezelve, tegen het aloude vooroordeel, nopens de laage afkomst van dien Kardinaal, welke, door zynen invloed ten Hove, zo veel gerugts gemaakt heeft in onze Nederlandsche Historie. De daarin voorgestelde bedenkingen, gevoegd by die geenen, welken my overgebleeven waren uit het doorwrogte Collegie van den grooten hemsterhuis te Leiden, over de Vaderlandsche Historie, gaven my aanleiding, om, der waarheid, der zuivere waarheid alleen, hulde willende doen, met ter zyde stellinge van alle gevoeligheid, over het groot nadeel, door dien berugten Staatsdienaar, tot zynen dood toe, (voorgevallen in 't jaar 1586,) aan de Stigteren onzer Vryheid toegebragt, na te spooren, wat 'er van deszelfs Afkomst zy. Granvelle toch, in hoe haatelyk een licht hy ons door zyne verfoeilyke Staatkunde moge voorkomen, was een Man van meer dan gemeene bekwaamheid en verdienste, en teffens een begunstiger van Weetenschappen; welk laatste inzonderheid blykbaar is, uit het stigten der Hooge Schoole te Douay, en uit deszelfs poogingen om eene dergelyke te Haarlem op te rigten. Zodanig een | |
[pagina 330]
| |
Man nu behoorde men, buiten het geen hy door zyne wanbedryven verdiend heeft, niet smaadlyk te behandelen, of hem nog veragtelyker te willen maaken, door hem als iemand van eene laage afkomst te doen voorkomen, zonder daarvoor bondige bewyzen te hebben. Dir wraakt de Edelmoedigheid, zelfs omtrent een Vyand: en 't is onder de laagste streeken zyner jaloersche vyanden te tellen, hem in een des te ongunstiger licht te plaatzen, door hem zyne wezenlyke Afkomst te betwisten, en aan zyn Geslacht eenen verdichten laagen Geboortenstand toe te schryven. - Het geen my lang wederhouden heeft, het gezegde van mynen hooggeachten Leidschen Leeraar volkomen aan te neemen, is het gezag, niet alleen van strada, maar van een thuanus, een grotius, en zedert nog van den naauwkeurigen wagenaar; want alle andere verzamelaars, en uitschryvers, vooral van Woordenboeken, behooren hier niet geteld te worden. Den eene nadere overweeging van laater verkreegen kundigheden heeft my dat gezag ter zyde doen stellen; terwyl ik vast vertrouw, dat die aanzienlyke Schryvers, zo zy beter onderrigt waren geworden, gaarne erkend zouden hebben, dat ze, hieromtrent, door algemeene gerugten en partydige berigten misleid geweest zyn; in welk geval ook de Heer cerisier zich schynt bevonden te hebben. In de boven aangeduide passage, waarop ik in deezen het oog hebbe, leezen wy het volgende. ‘Schoon bewysstukken, heden uitgegeeven, schynen te toonen, dat de Canselier granvelle, zyn Vader, gebooren was in het Fransche ComtéGa naar voetnoot(*), uit een edel Geslacht van Gènes afkomstig; liep toen het gerugt, en het is tot onze dagen voortgezetGa naar voetnoot(†), dat deeze de Zoon ware van een Smit. Mem. pour l'Hist. de Granvelle, par Dom. prosp. l'eveque.’ - Het doet my leed, dat ik, niet tegenstaande myne regtmaatige hoogachting voor den Heer cerisier, zeggen moet, dat dit berigt zeer verre van naauwkeurig is. Byaldien de Heer cerisier de bewysstukken uitgegeeven in die aangehaalde Memoires nagezien had, zou zyn Ed. terstond begreepen hebben, dat de afkomst uit een edel Geslacht van Gènes, even zo weinig gronds heeft, als | |
[pagina 331]
| |
de afkomst van een Smit te Nozerois in Bourgondie; wiens Zoon, van Klerk, tot Prokureur in 't Parlement van Dole, en zo allengskens tot Canselier van 't Ryk zoude zyn opgeklommen. De Heer wagenaar had deeze laatste Historie ter goeder trouwe overgenomen, en 'er gebruik van gemaakt in het VIde Deel zyner Vaderlandsche Historie, bl. 90; doch toen hy de Voorrede voor dat zelfde Deel schreef, had hy eenigermaate, uit de Hist. Litter. de l'Europe, T. 1. p. 472 aanleiding gekreegen, om op de bovengemelde Genueesche afkomst te denken. Zyn Ed. bragt, in die Voorrede, bl. XII. ten deezen opzigte te berde, hoe de Abt boizot, (in eenen Brief aan m. pellison, wegens een Projet d' Histoire du Cardinal de granvelle,) tegen het gemeen gevoelen, verzekerde, dat de Kardinaal niet van eenen Smit van Nozerois afkomstig; maar dat zyn Grootvader een ryke en edele Genueesch, met naame pieter perenot, geweest is. - Hieruit, vermoede ik, zal eenige verwarring ontstaan zyn; die ik uit den weg hoop te ruimen, door, met weinige woorden, duidelyk en overtuigend te melden, wat 'er van de zaak zy. 't Zal niet noodig weezen, hier gebruik te maaken van de fraaije Verhandeling, of Eloge du Chancelier de Granvelle, onlangs door de Academie van Besancon met den prys der welspreekendheid gekroond: Lofspraaken mogen, zo min als Schimpschriften, tot getuigenis der waarheid aangehaald worden! - Ik verzoek alleenlyk ten grondslage van myn verder gezegde te mogen neemen, de bovengemelde aantekening van den Heer en Historieschryver te water; ten einde dezelve hier niet uit te schryven. En voorts zal de melding van twee Boeken, in dit geval, genoeg afdoen, voor hun, wier gelegenheid het niet is, de als nog in weezen zynde Grafschriften en andere Gedenkstukken, alomme in Franche-Comté en in Braband te bezigtigen; en vooral de aanzienlyke verzameling van Handschriften, (waarvan straks nader,) in de openbaare Boekery van Besancon te raadpleegen. Het eene Boek, dat hier te stade komt, is gedrukt te Parys, in 't jaar 1753, onder den tytel Memoires pour servir a l' Histoire du Cardinal de Granvelle par Dom. prosper l'evesque, Religieux Benedictin. Het tweede is insgelyks te Parys uitgegeeven, in het jaar 1701, en voert ten tytel, Histoire du Cardinal de Granvelle, Viceroi de Naples etc, waarvan, zo my berigt is, Schryver was m. courcheter, Censeur Royal. Onder andere echte Stukken, als Testa- | |
[pagina 332]
| |
menten en verdere bewyzen, om onder de Adelyke Kanunniken te Luik toegelaaten te worden, vindt men, (om geene anderen te melden,) in die Geschriften uitgeschreeven het Grafschrift, nu nog in de Kerk van Ornans, (een Stadje drie uuren van Besancon gelegen,) dagelyks te zien; in 't welke de zogenaamde Hoefsmit van Nozerois, de eigen Grootvader van den Kardinaal, genoemd wordt, pierre perrenot, Chevalier, Seigneur de Cromary, Chatelain d' Ornans, Lieutenam des Sauneries, etc. - By dit bewysstuk behoeven geene aanmerkingen noch gevolgtrekkingen. Edoch, om onzydig te blyven, dient men teffens te bekennen, dat deeze zelfde Man, die, nevens zyne Voorouders, aanzienlyke ampten bekleed had, (waarom ze ook meest allen met Adelyke Vrouwen getrouwd zyn geweest,) eerst in den jaare 1524, door Keizer karel den Vden met adeldomsbieven begiftigd is geworden. Als mede, dat zyn Zoon nicolaas, weinige jaaren te vooren, in 't Parlement van Dole als Raadsheer zitting verkreegen hebbende, en daardoor veradeld zynde, voor eene groote somme de Heerlykheid Granvelle, in Franche-Comté gelegen, gekogt, en zints dien naam aangenomen had; gelyk deszelfs Zoonen naderhand de naamen van de Chantonnay, en de Champaigney aannamen. Het moet derhalven in den Kardinaal voor eene onverschoonelyke laagheid van geest gehouden worden, dat hy beweerd heeft, zo wel van 's Vaders als van 's Moeders zyde, van ouden adel te zyn. Dit alleen was diestyds genoeg, om zyne vyanden in 't harnas te jaagen; doch het verschoont hen egter niet, ten aanzien van hunne onbezonne drift, en onwaaragtige uitstrooizels raakende zyne afkomst. De beide hier aangehaalde Werken verdienen alleszins door de Liefhebbers onzer Geschidenissen geraadpleegd te worden; en 'er zou, daarbenevens, ter ophelderinge van de bedryven des Kardinaals, en die zyner Tydgenooten, hier te Lande, vooral veel te haalen zyn, uit de opgemelde aanzienlyke verzameling van Handschriften, welken in de Boekery van de St. Vincents-Abtdy te Besancon bewaard worden. Volgens de opgave van den Boekbswaarder aldaar, den Benedictyner Dom berthod, (te vinden in de Memoires de l' Academie de Bruxelles. T. II. pagg. 44 et suiv.) beslaan ze ruim tagtig deelen in folio; en ze behelzen de merkwaardigste en geheimste handelingen, onder het Ministerie, zoo van den Canselier als van den Kardinaal van granvelle. Deeze Handschriften zyn afkom- | |
[pagina 333]
| |
stig van den Stigter dier Boekerye; te weeten, van denzelfden Abt boizot, van wien onze Historieschryver wagenaar, in de bovenaangehaalde Voorrede, gewag maakte. Men vindt 'er in een aantal eigenhandige Brieven van karel den Vden, ferdinand, maximiliaan den II, philippus den II, maria, Koningin van Hungarye, eleonora, Koningin van Frankryk; maria stuart, en de beide margaretas van oostenryk. Bovenal munten in deeze Verzameling uit, de Stukken, betrekkelyk tot de Nederlandsche beroerten; en onder dezelven eenige Brieven en Memorien, op welker randen, met de kennelyke hand van den Kardinaal, het woord Uratur gesteld is, tot een kenmerk, dat hy dezelven, om Staatkundige redenen, ten vuure hadde veroordeeld.
Ik heb de eer met byzondere agting te zyn
n.n.
In eenen nevensgaanden Brief, geeft ons de hooggeagte Opsteller deezes te kennen, dat hy niet vreemd is van dit Stuk eens wat breeder uit te werken, om alles in het volkomenste daglicht te stellen; doch dat hem tegenwoordig de daartoe vereischte ledige tyd ontbreekt. Ons in zyne verdere gunstige Correspondentie, 't zy in dit of in andere gevallen, aanbeveelende, blyven wy hoopen, dat hy eerlang, van overmaat van bezigheden ontslaagen zynde, tyd overig zal hebben, om zyn verder bedoelde te voltrekken. |
|