De te leurgestelde hoogmoed.
Lodewyk de XIV vroeg, op een allerernstigsten toon, aan een zyner Hovelingen, wiens onbegrensde Hoogmoed hy kende, Verstaat gy Spaansch? - Hy antwoordde, Neen Sire. - 't Is jammer, hervatte de Koning. - De waan boezemde hem in, dat hy, deeze taal schielyk leerende, welhaast Afgezant aan 't Spaansche Hof zou worden. Hy lag 'er zich, met allen ernst, op toe, en maakte zich dier Taale meester. Hier op weder ten Hove verschynende, verhaalde hy den Koning dat hy het Spaansch geleerd had. - Kent gy het, vroeg de Vorst, volkomen, zo dat gy het met een Spanjaard zoudt kunnen spreeken? - Ja Sire! gaf hy te houden. Goed! zei de Koning, ik wensch 'er u geluk mede: dan kunt gy nu don quichot in 't oorspronglyke leezen.