Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 185]
| |
Scheikundige aanmerkingen, omtrent gemeen regenwater, met loodstof bezwangerd.
| |
[pagina 186]
| |
smelt, en zich onder eene vloeibaare gedaante vertoont, zo dat het, slegts een hitte van 216 graden hebbende, 't welk iets meer is dan van kookend water, wegvloeit. 2. Dat het met een weinig meer hitte terstond verkalkt, en 'er dadelyk een vlies op deszelfs gesmolten oppervlakte word waargenomen, het welk in de Apotheek Plumbum ustum genaamd word. 3. Dat het met een vermeerderd vuur gemaakkelyk verkaalkt; en tot Goudglit en Menie gebrand word. 4. Dat het in Azyn, of Zuuren uit andere plantgewassen, kan ontbonden en opgenomen worden. 5. Dat het, aan den waassem van die zuuren bloot gesteld, allengskens verbeeten en tot kalk word, Loodwit genaamt. Van wegen de kennis van deeze Eigenschappen van het Lood, kunnen wy aanstonds de oorzaaken opmaaken, waardoor de water-besmetting ontstaat: de digtbebouwde Koopmans- en Burger Huizen in de oude Stad, zyn 'er minder van aangetast, dan de aanzienelykste Huizen op de Heereof Keizersgragten, en dat wel om deeze twee redenen. I. Om dat de looden gooten van deeze Huizen besmet worden met de afgewaaide bloezems en bladen der hooge Castanje-, Ypen-, Linden, of andere Boomen, zo wel in het Voorjaar, met de Bloemen, als in het Najaar, met de Bladen; wy weeten toch, dat deeze Huizen van vooren doorgaans hooge Boomen hebben, en van agteren, door derzelver Tuinen, daar meest van voorzien zyn. De Bladen op de looden gooten, vooral die geen goeden afloop hebben, waardoor ze niet alleen voor dien dag, dat het regent, maar voor eenige dagen, nat blyven, beginnen wel dra te verzuuren, en vervolgens te rotten; zy mengen zich onder de opgewaaide stof, vuilnis, en wat 'er meer op zodanige gooten zyn mag, in gansche menigteGa naar voetnoot(*); zodat, al loopt | |
[pagina 187]
| |
de goot goed af, 'er nogtans, door deeze vermenging, een modderige zelfstandigheid nablyft, die, naarmate de trap van verzuuring sterker is, (want de Bladen kunnen niet rotten, of moeten eerst dien trap der fermentatie passeeren,) ook meer, in het lood doorbyt, en welke verzuuring de verrotting ten gevolge heeft, waardoor de gansche zelfstandigheid der Bladen vernietigd word, en 'er nablyft een aardagtig deel, dat de modderigheid in de goot vermeerdert, tevens met het wezentlyke Plantenzout, dat de doorbyting en ontbinding van het lood sterk bevordert. De goot word, na langduurige droogten, vervolgens weder door de regen bevogtigd; dit zout smelt, en voert, door middel van het water zelve, de ontbondene Loodstoffe met zich tot in den Regenbak. De loodengoot, nu reeds door het bytende zuur en zout eenmaal getroffen, staat voor een volgend Saisoen veel meer bloot, dan te vooren; door de ingevreetene Pori is de oppervlakte van het lood niet alleen grooter geworden, maar ook sponsieuser, waardoor de gelegenheid, om verteerd te worden, vermenigvuldigd is. II. Om dat de Huizen, op de Heeren- en Keizers-gragten, enz. doorgaans dubbelde, ten minsten, groote Huizen, en van boven minder betimmerd zyn, dan de Huizen in het winkeldoend gedeelte der Stad, waardoor de Zon de gooten vryer kan beschynen; daarenboven zyn de houten platte Lysten der Voorgevels, met lood gedekt, en van agteren voorzien van Platgooten, zomtyds 5 a 6 voeten breed; de daken hebben groote dakvensters, omtrent welke men in het algemeen te weinig agt slaat, hoewel men anders het water van een looden plat laat wegloopen. De hitte der Zon is, in den Zomer, van die kragt, dat dezelve zeer gemakkelyk het oude lood, dat is, zulk lood, als door het weezentlyke zuur en zout der planten verbeeten is, kan calcineeren, en tot loodwit branden, gemerkt de Metaalen door de aangebragte hitte, meer doorwarmen, dan andere Lichaamen; en deeze calcinatie heeft dadelyk de smelting van het Lood zuiker ten gevolge. | |
[pagina 188]
| |
Is dit nu inderdaad zo in de Stad, dan kan men ligt afleiden, hoe veel erger het gesteld moet zyn, op de Buitenplaatzen, alwaar de Boomen aan alle zyden van het Huis geplaatst zyn, en waar de Zon, ten minsten op drie zyden, het lood, dat aan het zelve behoort, kan beschynen; heeft een Huis aldaar een dubbeld dak, en kan de Zon tusschen de twee daken de goot beschynen, zo veel te erger, want de opgewaaide bladen zullen daar niet ligt weer afwaaijen, en de hitte is 'er grooter, door de wederkaatzing. Om deeze myne stellingen te bewyzen, stelde ik de volgende proeven in 't werk. 1. Ik nam Spinagie, als de gemeenste groente die ik thans in dit schraale Voorjaar konde bekoomen, goot 'er een quantiteit water op, stak 'er een stuk nieuw lood in, en stelde dit te zamen in de Zon. Na dat het genoegzaam zuur was geworden, was het zelve ook reeds zo door het lood besmet, dat het water, met het gewoone scheivogt beproefd, kentekens gaf van lood-bezwangering. 2. Ik had, van het voorleden Voorjaar af, tot zeker einde, bewaard, een hoeveelheid bloezem van Ypen-boomen, waar van onze Stads-gragten in menigte voorzien zyn, en uit welke ik, om het bederf der Lucht te beproeven, dat, na het afvallen, daar uit voortkwam, het Phlogistike deel had doen uitgaan, en het overige, niet anders dan een verrotte zelfstandigheid gebleeven zynde, gedroogd, nogtans met het Essentieele Zout voorzien was. Deeze vergaane bloezem nam ik, en stelde daar een stuk oud lood in, aangevuld met een genoegzaam deel water. Na agt dagen was het gefiltreerde water van die plantaartige zelfstandigheid, door het oude stuk lood met loodstof bezwangerd, toen ik het met voornoemde Liquor beproefde. 3. Ik nam een stuk nieuw lood, besproeide het met water, waarin eenig wezentlyk zout van Plantgewassen ontbonden was, leide dit in een Boerhavische stoof den tyd van een uur, met eene hitte van 120 graaden, (want zodanig eene hitte heeft de Zon dikwils op het midden des daags, in den Zomer;) ik besproeide het andermaal, en bragt het zelve weer in de stoof; dit eenige reizen herhaald zynde, stelde ik het lood in een hoeveelheid zuiver water, en het zelve wierd, na dat het een tyd lang uitgetrokken was, sterk met loodstof bezwangerd. Ik zoude het in de Zon beproefd hebben, maar de grootste warmte, die ik in April, in de Zon, met myn Thermometer heb waargenomen, was 82 graden, en de gemiddelde warmte is zeer gering geweest. | |
[pagina 189]
| |
Uit deeze eenvoudige Proeven ziet men de uitwerking van zeer gering-bytende middelen op het lood, zo onheilzaam voor de gezondheid, dat 'er zeer veele persoonen door aangetast worden, van het smertelyke Colyk van Poitou, dat, na deszelfs geneezing, nog zomtyds de rampzaligste staat van pynelyke en verlamde Ledemaaten ten gevolge heeft, en van welke ik, zedert één Jaar, het genoegen gehad heb, eenigen door de Electriciteit te geneezen, terwyl anderen, nog werkelyk onder handen zynde, aanmerkelyk vorderenGa naar voetnoot(*). Intusschen is het der overweeginge waardig, waarom, verscheiden Persoonen, van het zelfde water drinkende, niet algemeen, maar slegts zommigen, van het Colyk en Verlamming aangetast worden. Ik heb gezien, dat één Persoon van tien, die van het zelfde water dronken, aangetast wierd, dat twee van negen, vyf van agt, en ook één van drie Persoonen, de uitwerkzelen van de Loodstoffe ondervonden: de reden van dit verschynzel kan veelerlei zyn. De eene Mensch drinkt meer Coffy en Thee, en dus meer water, ja tweemaal zo veel dan een ander. Een ander weer minder Coffy of Thee en meer Bier, het welk van vlietend en dus zuiver water gebrouwen is. De Temperamenten der Menschen kunnen ook verschillen: de ontbondene Loodstof zal in een verzuurende Maag veel heviger werken; sommige Menschen drinken veel, anderen weinig of in het geheel geen, Wyn, en gebruiken spaarzaam Azyn, zulken staan minder bloot voor de uitwerking. Deeze weer gebruiken meer vet, olie of melk, waardoor de vergiftige Loodstof verzagt word, en zo kunnen 'er meer omstandigheden weezen, die voor- of nadeel, door hunne tusschenkomst, te weeg brengen. Ik zal hier eenige behoed-middelen, die eenvoudig en min | |
[pagina 190]
| |
kostbaar zyn, voor het onheil, dat dit met lood bezwangerd water te weeg brengt, aan de hand geeven. Het spreekt van zelf, dat niemand ooit water uit een looden Bak, of van een looden plat, tot inwendig gebruik moet bezigen. Voorts, indien het lood zo wel van de vorst van het Huis als van de Gooten, al te oud, dat is, broos en doorbeeten is, moet men 'er vooral niet op vertrouwen. Men zou de Gooten met planken kunnen bedekken, waar door dezelve van de inwaajende bladen, en de hitte der zonnestraalen, bevryd blyven, of kon de vorst des winters niet schaden, de loode Gooten met halve verglaesde witte steentjes, in Ciment gelegt, kunnen bekleeden. Men moet de loode Gooten tweemaal in het Jaar, ten minsten ééns, en dan wel voor den winter, na het afvallen der Bladen, reinigen; de Gooten met vlakke naaden zoudeeren, op dat al het water wel afloope. - Het water des Regenbaks tweemaal in het Jaar, met het Liquor Probatorius beproeven, om zeker te zyn. - Des morgens, de eerste Emmer met water, die men vol pompt, tot geen inwendig gebruik bezigen, om dat het in de looden Bak der pomp en deszelfs pyp vernagt heeft. Het lood van de pompbak en pyp, die tot in de Regenbak daalt, moet mede niet oud zyn; want het Oranjewater dat men ons uit Italiën toezend in vertinde potten, en hier debiteert, neemt zelf zo veel aan van het vertinzel, ('t welk egter van een slegt zoort is,) dat het zelve meest altoos met Loodstof bezwangerd wordGa naar voetnoot(*). Waar uit wy leeren, dat het eenvoudige water, zonder eenig byvoegzel, door het lood kan besmet worden.
Amsterdam, 28. April, 1782. |
|