ieder ogenblik bloot staan aan wederwaardigheden en ongelukken; wy behooren even daarom altoos ons gedrag, naar de regelen van voorzigtigheid en oplettendheid, in te rigten. Nimmer moeten wy onopmerkzaam omtrent ons zelven zyn, ook nooit onagtzaam omtrent anderen en de dingen buiten ons bestaande. - Een ongeval komt vaak schielyk, en word dikwils door eene geringe omstandigheid veroorzaakt, die men, door oplettendheid, had kunnen voorkomen: - en wat is dan het gevolg? Het eene ongeval is veeltyds de oorzaak van het ander. Het eene ongeluk word door een ander vervangen; en weldra word men de ongelukkigste der stervelingen; veragt onder de menschen; van ieder verstooten; een ballast der Maatschappy.
Altoos te leven in een vooruitzigt van gestadig in verdrietiger omstandigheden te geraken; altoos in gestadige vrees te moeten leven, van telkens nieuwe en zwaardere onheilen te zullen ondergaan, is het ongelukkigste, en beklagenswaardigste leven, dat ons stervelingen, treffen kan. - Wat tog zou 'er ongelukkiger zyn, dan gestadig in de grootste vrees te leven, om van het een verdriet in het andere te geraken; zo dat het een ongeluk het andere vervange.
Als Menschen, en nog meer als Kristenen, zyn wy verpligt den Vrede te beminnen; ten minsten in zo ver de billykheid, onze eer en goede naam, het dulden; want deze vorderen onze bescherming.
Onze driften brengen ons vaak tot uitersten, en storten ons in ongevallen, waar uit wy ons daarna bezwarelyk of nooit redden kunnen. Hoe strak behooren wy dezelve dan niet in teugel te houden! Al wie verstandig handelt regelt dezelve naar de voorschriften van de Rede, en naar de regels der Voorzigtigheid.
Wanneer men anderen raad geven wil, dan dient men hen te kunnen overtuigen, dat de genegenheid voor hun, en derzelver heil en geluk, de eenige regels zyn, naar welke wy onzen raad inrigten; en de wezenlyke dryfveeren, die 'er ons toe bewegen; anders zullen onze beste raadgeevingen dikwils weinig ingang vinden, van de meesten verworpen, en veracht worden.
Het gebeurt niet zelden dat groote verdienste en ware deugd aangerand worden. - De nyd dryft maar al te vaak zommigen aan, om hen, die in verdiensten uitmunten, daarze ver beneden zyn, aan te randen.
Groote en edelmoedige zielen, trekken zich den laster het minst aan; ze houden denzelven voor een prikkel tot de Deugd; die zy, hoe felder gelasterd, des te schooner laten uitschitteren.
Geduld en Lydzaamheid heeft zeer vele moeijelyke zaken weten te boven te komen. Het is niet te zeggen, wat men