Neerlands Heldendaaden ter Zee, van de vroegste dagen af, tot op den tegenwoordigen tyd. Te Amsterdam by P. Conradi, en te Harlingen by V.v.d. Plaats. Eerste Deel. In gr. octavo.
Het aandenken aan de dappere daaden der Voorvaderen heeft men, door alle tyden, en by alle Volkeren, met regt gehouden voor een scherpen spoorslag, om de Nakomelingen tot heldhaftige bedryven te noopen. Dit deed, ook onder onze Natie, al van ouds, de Barden den moed der Vaderlansche Helden zingen, en het opheffen hunner Liederen, by gulle maaltyden en vrolyke feestvieringen, bragt ongetwyffeld niet weinig toe, om den geest van dapperheid in onze Batavieren levendig te houden: een middel, waarvan men zig ook in laatere dagen, naar uitwyzen van veelen onzer Vaderlandsche Liederen en Lofdichten, met dat oogmerk bediend heeft. Op dien grondslag steunt ook het vervaardigen van Gedenktekens, ter eere onzer roemrugte Helden, zo door Medailles, als Pronkstukken van Beeldhouw- en Schilderkunde, in ons Vaderland veelvuldig aan te treffen; die, terwyl ze derzulker lof vermelden, tevens den Nakomeling aanzetten, om zig insgelyks lofwaardig te maaken. Van daar is het, dat ook onze Geschiedschryvers, ten deezen opzigte, niet ledig gezeten hebben; veelen hunner tog gaven niet alleen berigten van 's Lands lotgevallen, welken als doorzaaid zyn, met de dappere bedryven onzer Braaven, maar ze leiden het 'er daarenboven byzonder op toe, om derzelver Heldendaaden op eene aanmoedigende wyze te vermelden: waartoe een aantal van Land- en Zeestryden hun eene ruime stoffe verleende. By uitstek hadden ze hiertoe meermaals aanleiding, met betrekking tot Heldendaaden ter Zee; nadien ons Gemeenebest dikwerve van die zyde aangerand, herhaalde keeren getoond heeft, dat het in zoodanige omstandigheden Helden kweekte, die voor geenen der andere Natien hadden te wyken; welker voorbeelden geschikt zyn, om den ouden moed telkens weder te