vernachten onder de schaduw des Almagtigen; - dat hy aan de wetten gezag geeft, en dezelve heilzaam maakt voor de maatschappye; - dat hy allerleie burgerlyke deugden, in het gemeen, en de gezellige, in het byzonder, met bevalligheid, in de saamenleeving, doet optreeden; - dat hy, eindelyk, elk in den stand, welken hy bekleedt, in de maatschappye, veiligheid verschaft, en, in zynen kring, tot bevordering van het algemeen welzyn, met allen iever, doet werkzaam zyn: dan heb ik myn stuk voldongen, en even daar door beweezen, dat de Godsdienst de grondslag is van de welvaart van den staat, en tot deszelfs behoudenis noodzaakelyk en hoogst voordeelig.’ - 't Zyn deze laetste byzonderheden, die de Leeraer breeder ontvouwt, en in haere volle kragt voordraegt, ten onwraekbaren bewyze zyner stellinge; waeruit men afnemen kan, ‘hoe gelukkig een volk kan zyn, door den waaren Godsdienst, dien onverbreekelyken band van de burgerlyke zamenleeving, indien het naar zyne stemme hooren, zyne achtbaarheid onderschraagen wil.’
Dit doet hem den lof van den Godsdienst vermelden, en 't geluk van een Volk roemen, dat denzelven beleeft. Zulks brengt hem tot de beschouwing van Nederlands gezegend lot, onder de verkondiging en handhaving van den Godsdienst; en de bewezene stelling van deszelfs eigenaertigen heilzamen invloed, doet hem uit het voorgedragene de drie volgende betrachtende leeringen afleiden. ‘Is dit zo, - dan heeft elk opregte Vries, elk vaderlandlievend hart, op dit oogenblik, nieuwe stof van dankzegging aan God, wiens onzigtbaare hand, die alles bestiert, de Handhavers en Voorstanders van onzen gezegenden Godsdienst, tot dat einde, in dit Godshuis heeft ingeleid; - dan is 'er der Hooge Overheid, byzonder, aangelegen, dat de Godsdienst zyne gezegende invloeden verspreide, en daartoe in achtinge en waarde gehouden worde; - en dan moeten de Leeraars van den Godsdienst, in 't byzonder ook om des vaderlands wille, in deezen tyd vooral, waakzaam en ieverig zyn in hunne gewigtige amptsbedieningen.’ - Onze Redenaer breid deze leeringen, met betrekking tot den byzonderen stand zyner Toehoorderen, in die tydsomstandigheden, met nadruk, ter aenspooringe tot ene daedlyke betrachtinge uit; en op zodanig ene wyze, dat derzelver overweging in alle