Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
Pleidooi voor Lord George Gordon, beschuldigden van Hoog Verraad, uitgesproken door deszelfs Advokaat, den Heer Erskine, voor het Gerechtshof van 's Koningsbank binnen London, op den 5 February 1781. Uit het Engelsch vertaald. Voorafgegaan door een beknopt verhaal dier beruchte Rechtspleging. Te Middelburg, by W. en J. Abrahams, 1781. In gr. octavo, 50 bladz.De aanmerkelykheid van 't geval van Lord George Gordon maakt het Pleidooi van zynen Vriend Erskine, ter verdeediginge van des Lords onschuld, te meer der vertaalinge waardig; en 't kan den Nederduitschen Leezer, van dit geval, toen 't gebeurde, in de Nieuwspapieren onderrigt, niet anders dan aangenaam zyn, te leezen, met welk eene hartlykheid en bondigheid deeze Advocaat dit pleidooi volvoerde, 't welk ten gevolge had, dat de Lord onschuldig verklaard wierd. Het aandoenlyk voorbeeld van wederzydsche vriendschap, by die gelegenheid, vordert hier eenigermaate deszelfs melding. ‘Na het uitspreken der Redenvoeringe van den Heer Erskine, (dus sluit dit berigt,) en het afloopen der Replik van den Solliciteur Generaal, deed de Graaf van Mansfield eene beknopte herhaling van den inhoud der van wederzyden gedane verhoren, waarop de GezworensGa naar voetnoot(*) zich in hun vertrek begaven, en na verloop van ruim een half uur weder in de Rechtzaal verschenen. Op hunne wederkomst viel de teerhartige Erskine in flaauwte, en dit bracht een alleraandoenlykst tafereel van vriendschap en grootmoedigheid te wege. Lord Gordon vloog naar hem toe, en als 't ware de omstandigheden, waarin hy zelf zich bevond, ja de angstvalligheid van een oogenblik, waarin zyn leven of dood zoude beslist worden, ter zyde stellende, scheen niets hem meer aandoening te verwekken, dan het lot van zynen braaven vriend, en verdediger, dien hy tot zichzelven trachtte te brengen. Eindelyk rees de eerste Gezwooren op, en deed de zo lange in angst verwachte uitspraak, met te zeggen niet schuldig, waarop de elf overige Gezwoorens gezamenlyk uitriepen, wy zeggen alle dit zelfde. Naaulyks waren deze woorden uitgesproken, of 'er ontstond een algemeen gejuich, en vreugdegeroep in de zaal, het welk den edelmoedigen Erskine tot zichzelven deed komen; die, op het hooren van deze blyde mare, in een allerzichtbaarste vreugdevervoering verviel, en zynen nu onschuldig verklaarden vriend van blydschap omhelsde.’ |
|