Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOnderzoek, of 'er onder hen, welke den Heiland Jesus gevangen namen, by Gethsemané, eene der Romeinsche Krygsbenden geweest zy. Door A. Velingius, A.L.M.S.S. Theol. Phil. Doctor, en Predikant te Bergen op den Zoom. Te Amst. by H. Vieroot, in gr. 8vo, 83 bladz.Eene Geschied- en Taalkundige Verhandeling, die het Onderwerp in den Tytel vermeldt, op eene gezette wyze, nagaat, en der leezinge overwaardig is; dewyl men alles hier byéén of aangeweezen vindt wat de Geleerden over dit gedeelte der Lydensgeschiedenis geschreeven hebben, gepaard met de tegenbedenkingen of ophelderingen des Geleerden Schryvers. Die te recht opmerkt, dat men veel te sterk spreekt, wanneer men zegt, dat het begrip van de tegenwoordigheid der Romeinsche Krygsbende, by de gevangenneeminge van onzen Heilland, by alle Schryvers over de Euangelisten, en over Jesus Lyden in 't byzonder, eene erkende waarheid is, zonder eenige tegenbedenkinge. Want verscheide zeer geëerde Schryvers melden niets van de Romeinen, ja sluiten dezelve uit. Andere spreeken twyfelagtig omtrent derzelver byzyn, en zommigen hebben opzettelyk zoeken te betoogen, dat zy 'er niet geweest zyn. De Eerw. velingius haalt derzelver getuigenissen en werken aan. Eer hy wist, dat iemand de laatstgemelde bevattinge hadt voorgesteld, drongen hem reeds verscheide redenen, om dezelve te omhelzen, en eene herhaalde overweeging heeft 'er hem in bevestigd. Den voet, op welken hy in dit Onderzoek te werke gaat, is, dat hy, - vooreerst, het gevoelen, 't welk hier Romeinen stelt, en de bewyzen, daar voor aangevoerd, opgeeft, en ter toetze brengt. Een twaalftal bewyzen wordt hier opgewoogen, en in de schaale deezes Schryvers te ligt bevonden. - Ten tweeden, overweegt hy het gevoelen, dat 'er geene Romeinsche Krygsbende by geweest zy; maar | |
[pagina 106]
| |
eene menigte Leviten met den Opper-hoofdman des Tempels, en eenige andere Hoofdmannen en Oversten der Jooden, gelyk ook eenige Huisknegten der Jooden. De bewyzen, daar voor, maaken, desgelyks, een twaalftal uit. Doch zy voldoen den Eerw. velingius niet alle; waarom hy zyne aanmerkingen op de gewraakte in 't midden brengt, de andere overneemt, en 't geen verder voor zyn gevoelen, dat van 't laatstgemelde eenigzins verschilt, te zeggen heeft, daar by voegt. Het komt hem, uit het verhaal der Euangelisten, van den aart der zaake voor, duidelyk te zyn, dat de groote Heiland zy gevangen genomen door eene gemengde hoop; dit ligt letterlyk in het verhaal der Heilige Geschiedschryvers; want dus spreekt Lucas, Kap. XXII.47. Ziet daar eene SchaareGa naar voetnoot(*), en deeze Schaare bestond, uit eene groote, eene aanzienlyke menigte, Matth. XXVI.4, en Marcus XIV.34. Zy trok eenpaarig en onder een Bevelhebber op, waarom ze, door Johannes, de Bende, door Judas genomen, genoemd wordt. Joh. XVIII.3Ga naar voetnoot(†). En deeze menigte word meer byzonder genoemd, Overpriesters, Hoofdmannen des Tempels, en Ouderlingen, Luc. XXII.52, een Overste en Dienaars der Jooden, Joh. XVIII.12, een Huisknegt des Hoogenpriesters, Matth. XXVI.51. Marc. XVI.47, Jongelingen, Marc. XIV.51, en Judas, aan 't hoofd, volgens alle de vier Euangelisten. Wanneer men dit verhaal eenvoudig, en zonder aan eene opvatting van anderen vast te houden, opneemt, dan ontdekken zich noch Romeinen, noch een geheel Corps Leviten; dan moeten wy alleen denken aan eene groote, vermengde, tegen Jesus vermengde, menigte, bestaande uit aanzienlyke Joodsche Mannen en hunne Dienaaren; en het onderscheid dat de EuangelistenGa naar voetnoot(§) tusschen de Dienaaren maaken, verplicht ons, om te stellen, dat 'er Gerechtsdienaars en Huisknechten geweest zyn. Het gevoelen, door hem omhelsd, stelt hy dus voor: | |
[pagina 107]
| |
De Zaligmaaker is, door eene groote menigte, bestaande uit veele aanzienlyke Joodsche Heeren, vergezeld door alle hunne Gerechtsdienaaren, en zeer veele Huisknechten, onder het geleide van Judas den Verraader, by Gethsemané gevangen genomen. De nadere ophelderingen, welke hy 'er aan geeft; de bewyzen, welke hy bybrengt, verdienen de aandagtige overweeging van allen, die niet te zeer met het lang gekoesterde en dikmaals voorgestelde gevoelen zyn ingenomen, om een daar van afwykend na te gaan. Wy kunnen 'er geen plaats aan inruimen, en wyzen den Leezer tot het Werkje, dat, met nauwkeurigheid opgesteld, en van zo weinig ommeslags is, dat ieder, die belang stelt in dit onderwerp, het gereed kan bekomen. |
|