verdryf, onbeschroomd in handen geeven; nadien dezelve niet alleen niets behelst dat de goede zeden kwetst; maar onder een gevallige manier van voorstelling leerzaame zedelessen inboezemt. Uit dien hoofde mogt de Vertaaler, in zyn Voorbericht, deswegens met regt zeggen. ‘Alhoewel dit Geschrift geene volstrekte Zedenleer in zich behelze, is het echter verre af van Zedenbedervende te zyn; en, indien kinderlyke gehoorzaamheid, Vaderlyke genegenheid, standvaste liefde en deugdbelooning onder de zedelyke deugden kunnen geteld worden, durve ik het gerustelyk onder de werken van dien aart plaatsen, en ter leezinge aanpryzen.’ - Een tooneel van edelmoedige wraakloosheid leveren hier een leerzaam voorbeeld ter navolginge.
De Graaf de Bricour, (de Vader van Celide,) was verraaderlyk van 's Vorsten gunst beroofd; dit werd eindelyk der Koninginne onder 't oog gebragt, om, door haare bemiddeling, hem weder in 's Vorsten gunst te herstellen. Zulks gaf aanleiding tot eene verschyning van Celide voor de Koningin, welke haar de gunstigste toezegging verleende, waarvan zy haaren Vader, onder de sterkste aandoening, het volgende verslag gaf, dat verder aanleiding tot het bedoelde voorbeeldlyk gedrag verleende.
‘Ach myn Vader! ik heb de Koningin gezien, welk eene goedheid! steunzel der goede en ongelukkige, straf der kwaade, de rechtvaardigheid beheerscht haar harte! ja, myn tedre vader, ja, uwe onschuld zal eindelyk tot voor den Troon van onzen Monarch doordringen; men begint dezelve alreeds gewaar te worden. De Doorluchtige Vorstin, die zich verwaardigd ons te beschermen, heeft my zulks verzekerd! De Koning, heeft zy my gezegd, zal u zyne genegenheid weder schenken, dan zy heeft daarby gevoegd, dat de geene, die onzen Opperheer misleid hebben, op hunne beurt in zyne ongunst zullen vervallen. Op deze woorden heb ik my aan haare voeten nedergeworpen, en ik heb haar gesmeekt de beschermster van deze ongelukkige te zyn. Ik kan uw hart te wel, ô myn vader! om niet overtuigd te zyn, dat uwe blydschap vergiftigd zoude worden, indien dezelve andere in 't ongeluk stortte. Ik heb daarom met de allerleevendigste aanhoudingen genade voor hen gesmeekt. Helaas, zy zyn genoeg te beklaagen, nadien de Hoovaardy, de Nyd, de Laster en de Trouwloosheid hunne zielen beheerschen; zy moeten door deze helsche ondeugden verscheurd worden; zy kennen deze edele oprechtheid, deze grootheid van ziel niet, welke de erfgoederen van een deugdzaam hart zyn, en die in de allergrootste rampspoeden altoos verhinderen ongelukkig te zyn; dan myne smeekingen zyn te vergeefsch geweest... Zy zyn te vergeefsch geweest; viel de Graaf in... Ach, waarde dochter! wat doet gy my verstaan? hoe, myn geluk zal ongeluk-