| |
Myne nuttige Uitspanningen, bestaande in Bybel- Zede-en Mengeldichten. Te Rotterdam, by Cornelis Wyt, 1781. In octavo 124 bladz.
Eene verzameling van Dichtstukjes, die, 't zy ze stichtende, leerzaame of vermaakende onderwerpen voordraagen, in hunne soort hunne gevalligheid hebben. Ze komen juist niet voor als uitmuntende; maar vertoonen ons een Opsteller, die de Dichtkunde toch voor zyne Uitspanning houdt, 't welk altoos eenige nuttigheid kan hebben. Hy is dus zekerlyk hooger te agten, dan den Man van smaak; dien hy ons afschetst, als zodanig eenen, welke anderen hunne verkiezing laat in volgen, in 't beoefenen van die of deeze Kunsten en Weetenschappen; doch voor zigzelven betuigt:
| |
| |
Maar my kan niets van dit vermaken. -
'k Ben van een andren smaak,
En niemand kan myn keuze laken;
Ja veele naar de myne haken;
Zulks duldt geen tegenspraak.
En, vraagt men, wat my kan behagen?
By schoone en warme zomerdagen,
Vry van ramp, van leedt en klagen,
Van Menschen van dien smaak, hoedanigen 'er maar al te veel gevonden worden, is niets nuttigs te wagten; terwyl de arbeid van onzen Autheur nog dienen kan tot stigting; als, onder anderen, af te neemen is uit zyne voorstelling van den Lofzang der Engelen, by de geboorte van Gods Zoon, Lucas II.14.
Eere zy Godt in de hoogste Hemelen.
Al zit gy hoog op Uwen throon,
Uwe eer straalt nêer op de aarde uit Uw verheve wooning;
Uw heerlykheit blinkt by de kribbe van Uw' Zoon:
Door ons wordt de eere aan U in Bethlem toegebragt;
Uw lof verbreiden wy in d'aangenaamsten nacht.
Gods eer vertoont zich wydt en zydt
Zyne eer doet ons in 't choor op zilvren snaren spelen;
Zyne eer maakt Davids stam en Sions stadt verblyd:
Hoor aarde! hoor! hoe wy Gods eer en lof verkonden;
Zyne eer verbreiden wy met Hem gewyde monden.
Gods eer en wyze heerlykheit
Zien wy met heilige oogen;
Zyn trouw, Zyn waarheit daalt met luister van om hoogen;
Zyn zorg, Zyn liefdegunst en wonderbaar beleidt,
Geeft heden Zynen Zoon ten zoen der zondige aard';
Zyn Zoon tot 's menschen heil in Bethlehem gebaard.
| |
| |
Gods dierbaar Kindt, voorlang belooft,
In 't zalig hof van Eden:
Het zaadt, dat d' ouden slang den kop aan stuk moet treden,
Beurt thans vol glantsch omhoog het eeuwig blinkend hoofdt,
En zal, na d' aardschen strydt in 't eind der droeve dagen,
Den frisschen zegepalm op lucht en wolken dragen.
Gods hemelsch uitgedrukte Beeldt.
Het grootste licht der lichten,
Dat d' afgevallen mensch door Zyne leer zal stichten,
Is uit Maria ons ten zaalgen troost geteeldt. -
Ryst schepslen, ryst om hoog, verlaat het nietig stof,
En galmt op hemeltoon des Hoogstens eer en lof.
Zingt dankbaar, al wat adem heeft!
Looft GODT met zuivre klanken!
Help Hemel, Aarde en Zee, help Godes goedheit danken!
Zingt eeuwiglyk triomf, nu de Opperkoning leeft!
Sla bly, ô Cherubyns! uw hagelwitte wieken;
Men zag nooit schooner dag aan 't bloozend uchtendkrieken.
Vrede op der aarde.
Zingt vry, ô Mensch! vol vreugdt, uw Kristus is geboren!
Juich, juich nu in den Heer; wyl heil en voorspoedt groeit.
Het waar geluk is u beschoren,
Het oorlogszwaardt word vastgeboeid;
De blyde Vrede daalt! de Vredevorst baart zegen,
De twist en wraak verdwynt, de rust bloeit allerwegen.
Nu zal de Vrededag voor eeuwig Vrede maken!
Ga, ga in Vrede heen naar 't vorstlyk vredenhuis,
De wreedheit zal zich zelfs verzaken;
De haat baart thans geen smaadt noch kruis;
De vrêebazuin galmt vrêe in alle Tempelchoren;
GODT zal door JEZUS bloedt de vrede alom doen hooren.
Zingt, menschen, zingt ter eer der rykste zaligheden,
Nu men Gods grooten Zoon vindt in het nedrig stal;
Zwaai bly den wierook der gebeden:
't Is JEZUS, die u helpen zal;
Laat vrêegezangen door het blaauwe luchtzwerk dringen,
En helpt, ô vredesteet! op aard het vrêeliedt zingen.
| |
| |
In de menschen een welbehagen.
't Godtlyk heil is nêergevlogen
Van Gods heerlyk heiligdom:
Naar zyn wil en welbehagen
Zien wy 's waerelds heilzon dagen
GODT, door Zyn genaê geraden,
Denkt aan 's menschen gruweldaden,
Noch aan hunne onwaardigheit:
Neen, Hy schenkt Zyn Zoon het leven,
En wil kracht en sterkte geven,
Dat Hy hen als schapen leid.
Zingt des, aarde, lofgezangen,
Wil in vreugdt Gods Zoon ontvangen;
Streef Gods lievelingen na;
Wil nog lang in Bethlems velden
's Hemel-Konings lof vermelden;
Galmt met ons Hallelujah.
Hallelujah nooit volzongen
Door der Cherubynen tongen;
Hallelujah, GODT ten prys. -
Wil, ô Heer, in gunst ontvangen,
Bethlems blyde vreugdezangen,
|
|