zoo dat men reden heeft om te denken, dat de rykdommen van dit Land met het afloopen der voorledene Eeuwe niet veel vermeerderd konden zyn, zedert het midden derzelve, of kort na, de Munstersche Vrede.
Eene andere aanmerking doet zig op: te weeten over het groote getal van Zeevolk, dat wy toen ter tyden in staat geweest zyn, om op onze Vlooten te brengen, dat, zoo het dat van Engeland niet overtrof, het ten minsten evenaarde. Zoodanig dat men in het jaar 1666 ruim 20,000 Zeelieden, behalven de Soldaaten, in dienst heeft gehad. Dog hierover moet men zig niet verwonderen, als men in aanmerking neemen wil, dat in die tyden het Zeevolk meest uit Landzaaten bestond. Ten minsten een groot gedeelte van het zelve was aan hun Vaderland verbonden. En dewyl de Koopvaardy belemmerd was, waren zy genoodzaakt, om, tot hun levens onderhoud, dienst op 's Lands Oorlog-Schepen te neemen. Het gene wy vertrouwen willen, dat nog geschieden zal, en voornamentlyk van het Volk der Visscheryen, als van Landzaaten. En daarom voor Laster houden, het geen men onlangs van hen heeft willen zeggen: te weeten, dat zy eerder hun Vaderland zouden verlaaten, of in het zelve loopen bedelen, als zig in den Krygdienst te begeeven. Welke lafhartigheid niet wel te verwagten is van menschen, die van jongs af aan de ongemakken en gevaaren van de Zeevaart gewoon zyn, die op den duur ruim zoo veel standvastigheid vereischen, als het bywoonen van eenige Zee-gevechten.
Ook is 'er nog iets anders dat op veelen van ons indruk maakt. Te weten, het groot onderscheid van magt tusschen Engeland en onzen Staat, dat niemand onbekend kan zyn, wiens kundigheden zig verder uitstrekken, dan die van het laage Gemeen. Laat ons het wezentlyke vermogen van dit Land eens onderstellen slegts een vierde te zyn van dat van Engeland; mits dat onze Zeemagt tot op een vierde van die van dat Ryk wierd gebragt, dat zekerlyk kan geschieden ten opzigte van de Schepen. Dog laat ons, om gebrek van Volk, slegts op een vyfde onderstellen, dan zoude (zeg ik) de afwending, die wy zouden maken, ten uitersten nadelig, ja door den tyd ligt wel gevaarlyk kunnen worden voor de Waerelddwingende Britten. Want welk denkbeeld men zig vormen mag van hunne groote Scheepsmagt, daar alle de Volken voor beeven, en daar Frankryk alleen het hoofd aan bied, is het nogthans te denken, dat dit Colossus beeld door Frankryk alleen, zoo niet over hoop geworpen, ten minsten zeer geschokt zoude zyn geweest, wanneer de andere Volken van Europa hadden kunnen goedvinden, om te zamen hunne vrye Zeevaart en Koophandel, en dus den toevoer der Scheepsmaterialen, voor te staan en te beschermen; waarom zy dog, vroeg of laat, de eene voor en de andere naa, Vyanden van Engeland moeten wor-