sterken invloed, dien het loochenen of erkennen van een toekomenden staet van belooningen en straffen, op het gedrag der leden der Burgerlyke Maetschappy heeft; welk denkbeeld hy voorts ter daedlyke betrachtinge der Christenen aendringt. Wyders handelt onze Schryver nog, in het laetste Vertoog van dit Stukje, over de waerde der Kinderen, ten einde de Ouders sterker te noopen, om derzelver Opvoeding ten ernstigste ter harte te nemen. Zyne hoofdbedenkingen deswegens zyn de volgende, die wel ene byzondere melding verdienen.
‘1. Een Kind is de Erfgenaem onzer Bezittingen, en onze Plaatsbekleeder na onzen dood.’
‘2. Een Kind is de vrugt onzer Lendenen, en van die geene, die wy boven alle Menschen lief hebben, of behoren lief te hebben; - en dus - de beste Medgezel, - het zuiverste Vermaak, - en de opregtste en getrouwste Vriend onzes Leevens, - Ja, laat ik meer zeggen, die geen, die op onze toekomende Gelukzaligheid eenen gewigtigen invloed kan hebben.’
‘3. Een Kind is een redelyk Schepzel, vatbaar voor alle menschlyke genoegens en rampen. God heeft hem aan onze zorge betrouwd; hem op te voeden is een der gewigtigste bezigheden onzes leevens: wyl daarvan zyn geluk of ongeluk, zyne deugd en ondeugd, zyne zaligheid of rampzaligheid, grootdeels afhangt.’
Zyn Eerwaerde stelt ieder dezer byzonderheden, op ene gepaste wyze, in hare kragt voor; om de Ouders het belang van de Opvoeding hunner Kinderen, en hunne verplichting tot dezelve, levendig te doen opmerken. En hier op besluit hy dit Vertoog met ene ernstige waerschouwing tegen de Hoerery en Ontugt, als alleszins verfoeilyk, en inzonderheid haetlyk, wanneer men haer beschouwt uit dit oogpunt, met betrekking tot de opvoeding der Kinderen, en de verplichting der Ouderen jegens hun Kroost, dat hier door niet zeldzaem bloot gesteld is aen ene slechte opvoeding, die ten gevolge kan hebben, dat zulke Kinderen ten laetste dage, in het gerichte, tegen zodanige Ouders opstaen, en hun hunne verdoemenis in het aengezicht verwyten zullen. - Een denkbeeld, dat bovenal plaets heeft, in gevallen van die natuur; maer insgelyks tevens wel gade geslagen mag worden, gelyk zyn Eerwaerde ook alvoorens gedaen heeft, omtrent alle dezulken, die, door ene verwaerloosde opvoeding, de middelyke oorzaek zyn van de rampzaligheid hunner Kinderen, en daer door hun