Over de gelykheid van gevoelens, voor zo verre deeze het geluk der maatschappy betreft.
(Overgenomen uit Loose Hints upon Education by Lord kames.)
Naardemaal de ongerymdheid, om gelykheid van Gevoelens, in het stuk van den Godsdienst, onder de Menschen te verwagten, thans voor elk blykbaar zy, zal ik enkel deeze eenvoudige vraag doen. Welk voordeel zou de Maatschappy, en de verkeering, een van derzelver grootste steunzels, ontvangen, als 'er geen verschil van Begrippen en Gevoelens plaats vondt? - Blykt het, op de minste overweeging niet, dat de spraak grootendeels noodloos zou vorden? dat 'er geen verbindende band zou overblyven, dat veele handen, om de noodzaaklykheden des dierlyken leevens te bezorgen, werkeloos zouden moeten blyven? Zou de Mensch, als 't ware, niet in een Dier veraarten? - Heerlyke uitwerkzels zeker! Uitwerkzels, waardig, om door alle, zelfs de sterkste en geweld aadigste, middelen te wege gebragt te worden! - Is dit de Natuur navolgen, die onze Zielen niet min verscheiden dan onze Aangezigten gemaakt heeft? Wat zullen wy dan van hun zeggen, die, in gezelschap, zich onbeschoft aanstellen tegen allen, die van hun in denkbeelden verschillen? Ik kan dit niet beter ophelderen dan met een Fabel van een Fransch Schryver.
Vier Vrienden waren door den naauwsten band van Vriendschap vereenigd. Wanneer zy verschilden, was het alleen in Gevoelen, nooit in genegenheid. De een gaf de voorkeus aan een Blonde, de ander beweerde dat een Bruinet den prys der schoonheid won: deeze schiep vermaak in Dichtstukken, geene hieldt meer van Ondicht. Veelvuldig waren hunne twistredenen; doch zy strekten alle om de Verkeering te verleevendigen. Ten eenigen tyde kwam 'er een onderwerp op 't tapyt, waar in zy allen ernstig deel namen; elk koos party, zy werden zo vuurig, dat het gesprek eer geraas dan rede twisten mogt heeten. Zy scheidden onvergenoegd van den anderen, en de Vriendschapsband scheen geheel van een gereeten - Naa eenigen tyd bedaarens, sprak een hunner: Hoe gelukkig is het voor Vrienden, dat zy altoos van één en het zelfde Gevoelen zyn, ten wy de Goden ootmoedig smeeken om dien zegen! De overige vonden deezen voorslag goed, en men stelde denzelven terstond te werk. Zy gingen te gader na den Tempel van apollo, en stortten hunne gebeden uit. De God leende een gunstig oor, voldeedt hun verzoek, en, in een oogenblik, waren zy geheel eenstemmig. De een maakte eene aanmerking; allen beaamden zy dezelve. Een ander gaf zyn gevoelen over iets te kennen; de rest knik-