| |
De vermaaken der verbeelding.
Gevolgd naar het Italiaansch.
Ongetwyfeld is de Verbeelding een bron van ontelbaar groote heilgoederen, en tevens van ontelbaar schriklyke jammeren: ik zal alleen haare voordeelen in overweeginge neemen, en stilstaan op de wyze om dezelve deelagtig te worden. Misschien zal ik aan eenigen rykdommen ontdekken, die zy, zonder het te weeten, bezaten; misschien zal ik anderen leeren een beter gebruik te maaken van eene Bekwaamheid, die dus lange hun alleen nadeelig geweest is.
De vermaaken, die ons, onmiddelyk, door van buiten aankomende voorwerpen worden aangebragt, zyn weinig in getal; doch, schoon ze talryker en van grooter verscheidenheid waren, zouden zy nog verre afweezen van
| |
| |
op zichzelve voldoening te kunnen verschaffen voorverbaazende schielykheid, met welke ieder gevoelig weezen, van 't genot tot walging, overslaat. De Verbeelding alleen maakt eene effe baane met bloemen bestrooid van den dikwyls langen en verdrietigen afstand, op welken men het eene zinnelyk Vermaak van het andere aantreft. De Mensch heeft een afschrik van die tusschenruimte, hy zou dezelve willen vernierigen. Genoodzaakt die af te meeten, doorloopt hy ze niet zonder verdriet, of de Verbeelding moet hem, onder den weg, bezig houden om hem te vermaaken door haare aangenaame harssenbeelden, en te betoveren door eene onuitputbaare verscheidenheid van denkbeeldige Vermaaken. Deeze Vermaaken zyn ongelukkig weinig bekend: de meeste Menschen hebben den schok van tegenwoordige voorwerpen noodig om wellust te smaaken, en zy verstaan zelfs de kunst niet om 'er het meeste genot van te trekken. Doch de wyze Man, weetende hoe zeldzaam en hoe kortstondig de zinnelyke vermaaken zyn, geeft zyne verbeelding last om het geen haar ten deele valt, op te fraaijen, uit te breiden en duurzaamheid by te zetten.
De Verbeelding maakt eisch op den tyd, en weet dien voorleden Vermaaken te ontrukken: vooruit gevoerd op de vleugelen der Hoope, zweeft zy in het toekomende, en ontrooft den tyd de toekomende vermaaken; zy weet de eene en de andere in het tegenwoordig oogenblik over te brengen. In deezer voege stort die vlugge en gunstryke Begaafdheid over alle tydperken des leevens, de goederen, die enkel by tusschenvallen en zeer ongelyk verdeeld zyn.
De Menschen loopen om stryd, zy verdringen en kwetzen elkander, om de weinige zinnelyke vermaaken, die de schaarsche hand der Natuure hier en daar in de woestyn deezes leevens gezaaid heeft, den een den ander te betwisten. Doch de Vermaaken der Verbeelding verkrygt men zonder eenig gevaar, zy behooren ons geheel: weinigen benyden ze ons; men agt ze niet; naauwlyks zyn ze bekend. ô Zoete betoveringen! ô Onschuldige dwaalingen! Indien gy niets schitterends bezit, indien gy de verwondering, noch de verbaasdheid gaande maakt, gy gaat ten minsten niet vergezeld van eenige knaaging, en noch de boosaartigheid noch de nyd slingeren de zodanigen, die aan u den voorrang geeven, van hoop tot vreeze, en van vrees tot hoope. - Aanschouwt dien Hoogmoedigen, ziet de diepte der frontzelen, door de onrust op zyn gelaad
| |
| |
gemaakt; vergelykt zyne houding, zyn voorkomen met de houding en het voorkomen van een onschuldig en gerust Man, die de denkbeeldige Vermaaken in een weezenlyk geluk heeft weeten te hervormen, en zegt my wie van beiden de wysste is. Deeze heeft zyn ziel aan de woedende stormvlaagen der yverzugt ten prooije gegeeven: hy staat bloot voor de gespanne valstrikken zyner mededingeren, en hangt af van de genade of ongenade der gebeurtenissen. Geene doorloopt gerust, en zonder ophouden, eene menigte van aangenaame voorwerpen, beschouwt dezelve van alle kanten, en vereenigt ze op ontelbaare wyzen: hy maakt 'er zulk eene menigte van tafereelen van, het een verlustigender dan het ander, dat die opeenvolging, zo vol verscheidenheid in vertooning als schielyk in voortgang, de kragt en leevendigheid, die daar aan ontbreeken, ruim en ryklyk vergoedt.
Voor 't overige versmaadt de gelukkige Man, dien ik afschilder, zonder dat hy gelukkig schynt te weezen, geenszins alle natuurlyke Vermaaken: neen. Hy heeft ze noodig om ze niet met al te veel drifts en ongedulds te verlangen: hy heeft ze noodig om zyner Verbeelding voedzel te verschaffen, en, mag ik my dus uitdrukken, te verryken, met een voorraad, waar van hy zich, naar welgevallen, kan bedienen, en waar aan hy de verschillende kleuren geeft, welke hy ontleent uit de ontelbaare kleine dwaasheden, aan 's Menschen staat op deeze wereld onafscheidelyk eigen: dwaasheden, die hy weet te verbergen, en waar uit hy dikwyls meer kan haalen dan uit de raadgeevingen en lessen der strenge en koele Rede. Want, om tot die verstandige dwaasheid te komen, is 'er misschien meer bekwaamheids, meer denkens noodig, dan om tot de dwaaze wysheid te geraaken.
Onvermydelyk behoeft hy een grooten voorraad van voorwerpen, die hy kan vereenigen, vergelyken, wenden en keeren, als daar zyn, ingebeelde Gemeenebesten, verborgene schatten, Toverpaleizen, enz. Indien 'er zich eenige strydigheid opdoet tusschen deeze zoete harssenschimmen, maakt des geene zwaarigheid: in 't stuk der dwaasheid behoeft men zo keurig niet te weezen als in dat der Wysheid.
Ik prys, ten dien einde, zeer aan, het leezen van Dichtwerken, van Tooneelstukken, en vooral van Romans, geenzins de zodanige, die tot de ontknooping niet komen dan door veele moeilyke omwegen, of zich, met geweld,
| |
| |
meester maaken van de ziel, om dezelve geheel op één voorwerp bepaald te vestigen: maar Romans, die de aandoenlykheid verdeelen, die u nu een Keizer, dan een Herder maaken, die u, van een onbewoond woest Eiland, in de woelingen eener opgepropte Hoofdstad overbrengen.
Beoefen, zo veel u mogelyk is, de vlugheid uwer Verbeeldinge; hoe beweegvaardiger gy deeze Bekwaamheid maakt, hoe gemaklyker gy ze naar uw zin zult kunnen schikken. Eerbied de Rede, uwe Oppervoogdesse; doch zonder al te veel by haar uw hof te maaken, waar zy uw Geest zal drukken, en dwingen te delven, daar gy niets te doen hebt dan bloemen te verzamelen. Wagt u, bewaar, als iets dierbaars, aangenaame dwaalingen; en laat nooit, ik betuig het u by uw geluk, eene vermaakende harssenschim vaaren, al was het 'er een van bergerac, voor eene koele redekaveling, al was het van locke zelve. Gy moet ook u zelven voorzien van een weinig Wysgeerige onverschilligheids, zo in uwe zaaken als in het zoeken der Waarheid, die gy eerbiedt als een gehoorzaam en getrouw Onderdaan, doch in 't verborgen en zonder onrust.
De bekende grondregel Verdeel en Heersch past volkomen op deezen stand: verdeel uwe driften, smaldeel dezelve in een oneindig getal van kleine begeerten, die elkander, zonder ophouden, volgen, zo dat 'er geen zy die over de andere heerschappy voeren. De voorwerpen, in de Verbeelding komende, bezitten een uitbreidend vermogen, 't welk, indien gy 't niet bedwingt, en geene zorge draagt om 't zelve in evenwigt te brengen, met de andere voorwerpen, geschikt om andere begeerten te doen gebooren worden, u geheelenal vermeestert, en eene bekwaamheid, die alleen uwe Vriendin behoort te weezen, in eene Dwinglandesse hervormt.
Houd uw Smaak, uwe Vermaaken, uwe Aandoeningen te raade; gaa 'er spaarzaam mede te werk; haast u niet te leeven; bedenk, dat het geen gy al te veel ophoopt, voor het daadlyk oogenblik, noodwendig afgenomen wordt van de aanstaande.
Als aanschouwer van een hoop dwaazen, die, om kindertuig, waarvan zy zelve het gebruik niet kennen, twisten, harrewarren, en op elkander aanvallen, moet gy u verstandig aan eene zyde schikken; verminder, zo veel u mogelyk is, de betrekkingen, welke gy met hun hebt; doe hun goed; doch op een' behoorlyken afstand, zo
| |
| |
dat zy u niet kunnen beschadigen of in hunnen draaikring wegsleepen. Zeldzaam zyn de sterke en moedige Zielen, aan welke de Hemel het vergund heeft zich tegen de menigte te verzetten, haare beweegingen te maatigen, te veranderen, en, haars ondanks, haar te sleepen na het Altaar des algemeenen welvaards: een altaar, bykans ontoeganglyk en altoos zo schielyk gesloopt als opgebouwd.
Wat u betreft, dat het u genoeg zy, gerust het snelomloopend tydperk, 't geen verzwindt tusschen het eerste oogenblik uws bestaans hier op aarde, en uw laatsten leevensprik, door te brengen. Wat is het noodig dat een Worm op het stof een streep zyns overtochts nalaat? Wat raakt het Heelal het gesnor van een vlieg? Maar verhef ten zelfden tyde uw oog en uwe gedagten tot die ontelbaare klooten, door het Opperweezen in het ongemeeten ruim opgehangen, die lucht, warmte en leeven in 't Heelal verspreiden: en leer u, nu eens verbaazende over een onmeetlyk gevaarte, dan eens verwonderende over een ondeeltje, dat gy u zelven niet te hoog moet schatten, noch al te laag zetten. Laaten de Menschen twisten, vreezen, hoopen, sterven; en stel u gerust met die verlichte en wysgeerige onverschilligheid, ten opzigte van de menschlyke zaaken, die het onuitspreeklyk vermaak, van weldaadig te weezen, niet wegneemt; maar ons ontheft van de onnutte zorgen, en die lotwisselingen van goed en kwaad, welke het grootste gedeelte der Menschen ontrusten en plaagen.
Maar wilt gy dat men u in vrede laate? Hebt dan vrede met u zelven; bevlek u met geen misdryf: weest regtvaardig omtrent alle weezens, die u omringen. Dat de Dieren zelve, ten alle dage onder den voet des wreeden en hoogmoedigen vertreeden, uwe regtvaardigheid gevoelen.
Wagt u, ondertusschen, zorgvuldig voor de harssenschim van volmaakt te willen zyn: eene ontrustende, onnutte begeerte, die u belachlyk maakt in uw eigen oogen, en onverdraaglyk voor de rest des Menschdoms. Verlaat het gewoel der Steden, bemin de afzondering, bemin het land, de verblyfplaats der vryheid en de tempel der Godheid. Daar zult gy misschien, door kragt van denken, tot de ontdekking geraaken van eenige der eerste schakelen van een eeuwige keten; indien gy 'er overal blyken van verwoesting ontdekt, gy zult ook altoos zien
| |
| |
hoe de wyze Natuur altoos bezig is om die breuke te herstellen: want de Mensch kan den onuitputbaaren voorraad des leevens, die dezelve bezit, wel wyzigen; maar niet verminderen. |
|