| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
De verbroken vrede.
Aanminnige, heilaanbrengende Vrede! hebt gy onze Gewesten verlaten! - hebt gy, ô dierbaar Hemelgeschenk, hebt gy ons begeven, en, door uw vertrek uit onze Landstreken, dezelve blootgesteld aan de noodlottige en wisselvallige, aan de zeer onzekere uitkomsten van het verwoestend, van het al vernielend Oorlog, nimmer voordelig, maar altoos verderfelyk voor deze Gewesten! - ô Dierbare Vrede! door uw vertrek loopen onze gezegende bezittingen gevaar; onze vreedzame bezittingen, die wy, zonder naar uitgebreider te haken, slegts maar wenschen in rust te mogen behouden! - Onze duurgekogte Vryheid kan gevaar loopen; want de uitslag van het Oorlog is zeer onzeker. Onze Magen, onze Vrienden, met welken wy door de heiligste banden verbonden zyn, onze Ouders, Vrouwen en Kinders, ons goed en bloed; alle onze gewenschte dingen staan bloot aan de gedugtste ongevallen; - ze zouden door het Oorlogszwaard gedood, of door het Oorlogsvuur vernield kunnen worden! - - Armoede, beschreienswaardige armoede, kan de plaats van overvloed vervangen, en ons bejammerenswaardig deel worden! - ô Zalige, ô zoete rust! - ô Gy hartstrelende alles overtreffende Vrede! Waarom moet gy ons verlaten, en ons daardoor aan alle die onheilen blootstellen? Wat kwaads hebben wy tegens iemand onzer Nabuuren bedreven; wien hunner hebben wy beledigd of regtmatige reden gegeven, om ons zo veel ongelyk, zulk een geweld, aan te doen? Wat beweegt hen ons te dreigen, met alle de woede van eenen verdervenden Oorlog, met verwoestingen, met moord, met vuur, met alle die vernielende verwoestingen, welke door den baldadigen en alverdervenden Krygsman, in de woede eener ontvlamde moordlust, aangerigt kunnen worden? - Wat hebben wy bedreven, dat ons daarom onze stille rust, onze wenschbare Vrede, ontnomen worde? - Eene rust,
| |
| |
naar welke wy zo algemeen haken; eene Vrede, waarin wy onzer aller heil stellen? Myne waarde, ô myne dierbare Landgenoten, als ik op deze vraag moet antwoorden, dan perst my de waarheid dit niet vleiend antwoord af. Wy allen zyn het waardig. Wy allen verdienen het. - Wy hebben al voor lang onzen genoten voorspoed verbeurd en verdarteld. Wy hebben ons de zoete rust en vrede geheel onwaardig gemaakt. Ik onderzoek niet, of wy onzen Aanvalleren reden hebben gegeven, om ons te ontrusten, om onzen voorspoed te stooren. Schoon men ons op eene ongehoorde wyze moge aanvallen, schoon men ons op het onverwagtst bespringe, en wy nooit oogmerken mogten gehad hebben, om onzen Nabuuren eenig leeds aan te doen, kan de Regtvaardige God nochtans Vyanden tegens ons verwekken, om een hoogmoedig Volk, dat zynen Maker schandelyk vergeet, te vernederen.
Myne dierbare Landgenoten! aan deze verschrikkelyke enveldaden zyn wy allen, de een meer en de ander minder, schuldig. - Wy allen hebben onzen Maker, onzen Weldoener, vergeten. Wy staan schuldig aan misdaden, welke ons de geringste gunst, de minste weldaden onwaardig maken. Hebben wy onze Nabuuren niet beledigd, wy hebben het den God des Hemels gedaan; en zyn, hoe overvloediger Hy ons zegende, des te sterker, en verder van hem afgeweken. - De onbedriegelyke bevinding, de zuivere waarheid, moet dit elk oplettenden leren; zy vorderen van ieder onzer deze onlochenbare schuldbelydenis. - De Almagtige, die in den Hemel woont, is rechtvaardig; zyne lankmoedigheid, zyne verdraagzaamheid, lang getergd, duld de snoodheden van een Volk maar tot zo lang, dat zy een toppunt van hoogte beklommen hebben, die eene gevoelige straf en wraak eischt. - Dan dalen de rampen in zo een getale, als de vorige zegeningen, van den langgetergden Hemel neder, dan ontstaan 'er bloedvergietingen, moord, vuur, en alles wat verderf, wat vernielingen aanbrengt. - De Dood woed met eene verschrikkelyke vertooning langs de straten; - de vlammen in de wooningen. De harten krimpen weg van angst en benauwdheid; en men ontvangt de Dood als het dierbaarst geschenk! - Ongelukkigen, zo ons dit lot te eeniger tyd treffen mogte! - Nochtans is dit meer te vreezen, dan het tegendeel te hoopen. - De rechtvaardigheid onzer zaak kan ons tot geen zekeren, tot geen volkomen waarborg verstrekken. - Men is
| |
| |
ons meer onregtvaardig aangevallen; echter werden wy genoodzaakt te bukken, en het den onregtvaardigen aanvaller gewonnen te geven. Als onze overtredingen straf vorderen, als onze misdaden 's Hemels wraak lang genoeg getergd hebben, dan word onze straf noodzakelyk, dan is zy onvermydbaar. - - - En wie kan 'er bykans aan twyfelen, of dit niet het geval zy, waarm wy Nederlanders verkeren - Onze overtredingen, onze baldadigheden zyn al lang tot die hoogte gestegen, dat zy de langmoedigheid van onzen Weldoenden Maker tergden; en den opmerkzamen deden dugten, dat 's Hemels wraak, lang getergd, eens met eene verdubbelde woede op onzen kop zou nederkomen. - Ziet, myne dierbare Landgenoten! dit noodlottig tydstip, dit rampzalig tydstip schynt reeds voor ons geboren! Eer wy 'er op dagten, in het midden onzer brooddronkene dartelheden, werden ons, op het onvoorzienst, eensklaps, onnoemelyke schatten afgenomen; onze weerlooze Schepen, met ryke schatten beladen, werden weggesleept; en de weerbare, door overmagt aangevallen, moetende bukken, werden te gelyk ten prooi onzer Vyan en. Hierdoor houd onze Koophandel op, en ligt onze Zeevaard stil. Onze wakkere Zeelieden zyn, of onverdagt, door onze Vyanden heen gesleept, geboeid, en in akelige Kerkers opgesloten, of moeten ledig omzwerven; niets kunnende verdienen, om een Huisgezin, om Vrouw en Kinderen, mede te onderhouden. De naakte armoede treed veler Huizen in; druk, kommer, elende en jammeren zyn 'er de droevige gevolgen van. - Was ons verlies waarlyk niet treffend, niet drukkend genoeg, al kwam 'er by het nadeel, 't geen wy reeds geleden hebben, niets meer by? Is de schade, ons reeds toegebragt, voor velen niet onherstelbaar? - Is ons gansche Land 'er niet door ontroerd, en op de gevoeligste wyze getroffen? Is niet het Oorlog ten hoogste verderfelyk voor ons gansche Gemenebest? - Deze zyn echter nog maar slegts de eerste beginzelen des Oorlogs, hoe drukkende zyn zy reeds, en van welke rampen
kan dit onheil nog gevolgd worden.
Dan hebben niet onze overtredingen dit, en nog duizendmaal meer, al overlang verdiend? Op onzen voorspoed hoogmoedig, waanden wy, dat ons gene tegenheden treffen konden. Dartel, brooddronken, onbedagtzaam, wandelden wy daar henen, naar het goeddunken onzer bedorven harten. - De trotschheid, de weelde, de
| |
| |
overdaad, de pragt, de verkwisting, hebben alle die hoogte onder ons, myne Landgenoten, bereikt, waartoe zy mogelyk nooit voorheen in ons Nederland gestegen zyn. - De losbandigheid is by velen tot het uiterste overgeslagen, en heerscht onder allerleie rangen; het denkbeeld van pligt, ja dat van welvoegelykheid, is uit veler gemoed verbannen. - De uitspoorigste, de belachelykste moden en gewoonten, uit andere Landen, by ons ingevoerd, maakten ons voorlang by al de Wereld bespottelyk; en, dat nog het ergst van allen was, de spoorloosste zeden van andere Volken vereenigden zich zo sterk met onze reeds bedorven zeden, dat 'er een algemeen bederf over de zeden van alle onze Landgenoten verspreid werd. Hieruit is ontstaan eene toomelooze dartelheid, die onder de Inwooners van ons Gemenebest heerscht. Onze Voorvaderlyke zeden en gewoonten zyn wy al overlang vergeten. - De deftige éénvoudigheid is in eene bespottelyke trotschheid veranderd. - Onze manbare agtbaarheid is tot eene lage verwyfdheid overgegaan. - Dartelheid, wulpsche brooddronkenheid heeft de plaats onzer voorvaderlyke deftigheid vervangen. Wat zal 'er nu van Nederlands heldenmoed te wagten wezen, waarmede onze Voorvaders zich by al de Wereld zo beroemd en ontzaggelyk gemaakt hebben? - In onze Huisgezinnen ziet men veelal eene onverschoonelyke Verkwisting; onze vorige Spaarzaamheid is 'er lang uitgebannen. - Vreemde spyzen, vreemde geregten, op eene ongewoone wyze door vreemde Koks klaar gemaakt, eer verdervelyk voor onze gezondheid, dan geschikt om onze lighamen mannelyke kragten by te zetten, rigt men aan op veler tafels. Om zyne oogmerken te bereiken, gebruikt men veelal looze streken, en onregte handelingen. - Genotene Weldaden te erkennen is al lang by zeer velen buiten gebruik; men schynt zyn wereld niet regt te verstaan, als men genotene weldaden niet met de snoodste ondankbaarheid durft beantwoorden. - Eene valsche Wysgeerte, die het spoor baant tot allerlei kwaad, een
dryfveer is tot weelde, tot dartelheid en ongevoeligheid, is by ons ingesloopen. - De Deugd was door velen, jammerlyk, den voet op den nek gezet; terwyl men zich openlyk beroemt op het plegen van euveldaden, waarvoor een welgesteld hart gruwt. - Hoe vaak worden eerbare ooren gekwetst, door eene vuile taal te moeten hooren, die, hoe schandelyk ook, nochtans de aartigheden van vele gezelschappen uitmaakt? Opent- | |
| |
lyk te roemen, dat men een meisje hare eer benomen, of het bed van gehuwden bevlekt, heeft, merkt men aan als eene wellevende Galantery. Hierover elkander te onderhouden is de Ziel en het leven veler byéénkomsten. - Eerlooze, dartele, beestagtige en gezondheidkrenkende onkuischheid, is by zo een groot aantal onzer Landgenoten doorgedrongen, dat de besmetting steeds algemeen worde. - Doemwaardig schend men den Egtenstaat, verbreekt men de heiligste banden, en verwekt men onlusten in de Huisgezinnen, die dezelve in een beschreienswaardigen toestand brengen. - Niets is zo heilig, dat men niet bestaan durft het te ontheiligen; niets zo snood, dat men het niet durft uitvoeren. - De trouw, de oude trouw is van ons geweken; bedrog en valschheid hebben derzelver plaats vervangen; goed word met kwaad beloond. Men durft nauwlyks op zynen Naasten vertrouwen; te minder, daar dit plaats heeft, niet slegts onder gemene rangen, maar ook onder de zulken, wier pligt het is, anderen de strengste Kristelyke Zeden voor te houden, en te leren betragten. - Beestagtig zuipen en zwelgen, waardoor men zich ver beneden het redelooze verlaagd, word by eene groote menigte voor een point van eer aangezien. De dronkenschap is eene aartigheid en vermaak geworden. Vloeken, zweeren, en ysselyk God lasteren, merkt men aan als een kenmerk van zyn Wereld te verstaan. De Deïstery, ja zelfs het verzaken van het Opperwezen, is zo sterk in de beoefening, dat zommigen het als een point van wellevenheid aanzien, geheel geen Godsdienst te bezitten, of met de geheiligste
dingen openlyk den spot te dryven. Nooit zyn mogelyk de Deïsten in grooter aantal onder ons geweest, dan in deze bedorven dagen. Een algemeen verval en kleinagting van den Godsdienst word 'er onder ons bespeurd. Eene koele onverschilligheid heeft de plaats vervangen van nauwgezette Godsvrugt. Het bywonen van den openbaren Godsdienst is in diep verval; en onze Lieden van de Wereld rekenen het te laag voor hunne verlichte Zielen zich daarmede op te houden.
Dit alles te zaam genomen, toont maar al te duidelyk, dat die beginzelen van Godsdienst, welken alleen in staat zyn de menschen te beteugelen, uit veler harten geheel verbannen zyn. En dit alles schreeuwt ten Hemel, ja roept om wraak tot den Almagtigen. Neêrlands wanbedryf is inderdaad zo ver gebragt, dat rampen, tegenspoeden en we- | |
| |
derwaardigheden, dat gedugte tugtroeden volstrekt noodzakelyk voor ons schynen. Dan, welke onheilen, myne waarde Landgenoten, welke gedugte onheilen staan ons in dat vooruitzigt niet te wagten! Onheilen, die wel grootlyks de gevolgen kunnen zyn, van een oorlogend Nabuurig Volk, maar nog meer het eigenaartig gevolg van het algemeen bederf onzer Zeden. In omstandigheden van die natuur is het gevaar, in weerwil van alles, wat zich gunstig zoude mogen vertoonen, onvermydelyker dan men veelal waant. Waarlyk onze tegenwoordige omstandigheden zyn zo geschikt, dat ze elk deugdzaam mensch schrik baaren, en eene onvermydelyke straf noodzakelyk schynen te maken.
Wy hebben eenen geruimen tyd niet anders dan voorspoed genoten. Gelukkige tyden hebben wy gezien. Tegenspoeden zyn ons, door eenen twee- en dertigjarigen Vrede, bykans uit de gedagten. - Echter hebben velen onzer ook rampen en wederwaardigheden gezien; tyden van angst en benauwdheid beleefd; de Inwoners mistroostig, wanhopig tot verderfelyke uitersten zien overslaan; terwyl onze Vyanden ons van alle kanten besprongen, benauwden, en den voet ons op het hart drukten. Velen onzer Landgenoten hebben deze rampen met eigen oogen aanschouwd; de jammeren des Lands, het verschrikkelyk Krygsrumoer, met eigen ooren gehoord. - Zy hebben onze Inwoonders zien bederven; Steden en Landen zien verwoesten, door vuur, zwaard en moord. - Staat ons nu dit alles minder te dugten? Onze overtredingen, onze snoodheden zekerlyk zyn niet minder; en wat kan de omstandigheden, de tyden, kommerlyker maken, dan wanneer 's Volks ongeregtigheden vele zyn? - Moet niet elk regtaartte Nederlander, wien Godsdienst en Vryheid ter harte gaat, moet hy niet inwendig ontroerd, in de Ziel bedroefd worden, wanneer hy met een bedaard gemoed dit alles overweegt, en nagaat hoe nauw 's Lands algemene wel- of kwalyk-zyn aan 't gedrag der Ingezetenen verbonden is? Zo lang de Godsdienstigen, de Deugdzamen en de Braven de overhand behouden in een Gemenebest, is 'er gegronde hoop, dat het zulk eene Maatschappy wel zal gaan, dat ze zal bloeijen. - Maar, wanneer de Godsdienst in veragting komt, en der ondeugd den ruimen tengel word gevierd; - als de beginzels van eer uit de Ziel verbannen, en de denkbeelden van pligt in de harten uitgedoofd worden, dan is 'er vrees, groote vrees, dat het ge- | |
| |
vaar groot en zeer naby is, - dan heeft men reden om te vrezen, dat 'er tegens het dreigende kwaad nergens hulpmiddels te vinden zullen wezen; of dat alle aangewende hulpmiddels iedel en kragteloos zullen bevonden worden, - dan wast het gevaar van ogenblik tot ogenblik aan; en dit is onze ware gesteldheid.
Maar veelligt zal iemand zeggen, door zulk soort van voorstellingen slaat men onze Nederlanders ter neêr, en maakt hen slapmoedig, in een tyd, waarin de oude Heldenmoed opgewekt, ontstoken, dient te worden. - Waarom hen niet liever aangespoord om onze Aanvallers manmoedig het hoofd te bieden? - Niets, voorwaar, bezielt my meer, dan daartoe alle pogingen aan te wenden, en ieder te noopen tot het verdedigen onzer Vryheid, Regten en Bezittingen; - om ons dierbaar Vaderland, met alle onze gewenschte dingen in het zelve, tegens alle aanvallen onzer wangunstige Vyanden manmoedig te verdedigen, en te beschermen. - Dan, het is te vreezen, dat wy geen waren Heldenmoed zullen toonen, als wy uit gene goede grondbeginzels te werk gaan. - Ik weet het, als de nood dringt, ziet men de gevoelens der menschen wel veranderen; men ziet hen hunne ongeregelde Zeden beteugelen, of eenigermate intrekken; de dartel-, wulps-, en baldadige brooddronkenheid word veelal bedwongen, als men het Oorlogszwaard ziet glinsteren, het Oorlogsvuur van naby ziet branden. Maar dikwyls, dit getuigt de ondervinding, nemen dan de oneenigheden, oproeren, en muiteryen, die verdervers van alle heilzame besluiten, hand over hand, toe. - Dan heerscht 'er wel eens eene volmaakte besluiteloosheid, geduurende welke aller handen slap hangen; dat de Maatschappy aan een onherstelbaar verderf blootstelt. - Het is ook waar, nood leert zich wel beschermen en verdedigen. - Maar nood brengt ook niet zelden de grootste verwarring voort, - die een Gemenebest het uiterst gevaar doet loopen. - Wanneer men niets hoort, dan misnoegen, dan morren; wanneer de gemoederen van het Gemeen aan 't gisten slaan, dan is een staat op den uitersten rand van zyn verderf. - Eendragt, myne Landgenoten, moet onder ons heerschen; - by Overheden, by Onderdanen; wy allen moeten eendragtig zamenspannen, om onze Vryheid, zo duur door onze Vaderen gekogt, om onze Regten en Bezittingen, om onze Vrienden, Magen, Vrouwen, en Kinderen, om
alles, wat ons waard en dierbaar is, te beschermen. Dat,
| |
| |
voor alle dingen, een eensgezind voornemen, een eenparig onveranderlyk besluit, om, in alles, en ten allen tyde, braaf en deugdzaam te zyn, den boezem van elk Nederlander beziele. Leggen wy dus onze verkeerdheden af, dan, en niet eerder, zullen wy, in vertrouwen op den God onzer Vaderen, den Vyand rustig en kloekmoedig het hoofd kunnen bieden. - Onze oude Heldenmoed, die Heldenmoed, welke onze Vaders zo veel roem heeft doen verwerven, en die ons klein Land een aanzien heeft geschonken onder de magtigste Landen van Europa, zal dan herleven, om ons dierbaar Vaderland te beschermen. - Welaan, myne waarde Landgenoten, verbeteren wy allen onze bedorven Zeden; en nemen wy eensgezind het besluit, om in de mogenheden des Heeren, als 't nood is, den stryd aan te vangen. Doen wy dit, dan kunnen wy op de Godlyke hulp hoopen, al is het dat ons magtige Vyanden omringen en aanvallen; hierdoor gesterkt, zullen wy niet overwonnen, maar onze Aanvallers zullen beschaamd worden; en zy, die ons zoeken te verdelgen, zullen zelven door de scherpte des Zwaards vallen.
c.v.d.g.
|
|