Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeven en Waarneemingen op verschillende soorten van Lucht. In 't Engelsch beschreeven, door J. Priestley, l.l.d.f.r.s. Tweede Deel. Te Amsterdam, by P. Hayman. Behalven het Voorwerk, 518 bladz. in octavo.Uit het Berigt, het geen wy met de afgifte van het eerste Deel gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*), heeft men kunnen afleiden, dat dit Werk, in deezen tak der Natuurkunde, van eene uitsteekende nuttigheid zy; daar het geschikt is, om den voortgang der naspooringen, op verschillende soorten van Lucht, te ontvouwen, en dus dit onderwerp trapswyze in een helderer licht te stellen: waartoe dit tweede Deel, door eene agtervolgende melding van beredeneerde proefneemingen, daaromtrent insgelyks strekt. | |
[pagina 589]
| |
Het vangt aan met een berigt, wegens een vermeerderden en verbeterden toestel tot het doen van proeven op de Lucht, van 't welk de Heer Priestley zig, in zyne laatere proefneemingen, bediend heeft; waarvan hy eene naauwkeurige beschryving verleent; die met de vereischte Afbeeldingen op eene nevensgaande Plaat opgehelderd wordt; en waar mede de Autheur vergezeld doet gaan zyne onderrigtingen, nopens het gebruik van dien toestel, om dus den Liefhebberen zulker proefneemingen te meer de behulpzaame hand te bieden. Na dit voorafgaand berigt, geeft hy een verslag van een groot aantal van proeven op verschillende soorten van Lucht, met aanwyzing van 't geen ze ter uitbreidinge van de Luchtkunde leeren, en 't nuttige gebruik, dat men 'er in veele gevallen van maaken kan; 't welk hem de Liefhebbers doet aanspooren, om hunne naauwkeurige waarneemingen voort te zetten. - Tot een staal van die soort van proeven diene zyne volgende voorstelling nopens de Visschen. ‘Ik heb, zegt hy, een begin gemaakt van een reeks van proeven, welke ik denk dat met groot voordeel kunnen agtervolgd worden, op den staat der Lucht, welke in de blaasjes der Visschen begreepen is. Men onderstelt, in 't algemeen, dat deeze blaasjes voor de Visschen van geen ander gebruik zijn, dan tot behulp om in 't water op te rijzen of te zinken: doch ik heb eenige twijfeling omtrent deeze onderstelling; ten minsten kunnen ze nog eenig ander gebruik hebben. Ik geloof zelfs, dat sommige Visschen van deeze blaasjes niet voorzien zijn. Wanneer ze uit den Visch genomen worden, kan de Lucht daar niet uitgeperst worden, maar ik was altoos genoodzaakt, dezelven te doen barsten of open te snyden; en dat echter de Lucht in deeze blaasjes verandert, is, dunkt mij, vrij klaar, dewyl ik ze in eenen verschillenden staat gevonden heb. De eerste reis, dat ik de Lucht, die in de blaasjes begreepen is, onderzocht, zoo vond ik ze, in eene groote menigte derzelven, volkoomen schadelijk, dewijl ze in 't geheel niet werdt aangedaan door Nitreuze Lucht. Dit was op den 31 Maij 1774. Maar op een anderen tijd, te weeten op den 30 Maart van 't volgende jaar, zoo bevond ik, dat de Lucht, die ik uit de blaasjes derzelfde soorte van Visch, te weeten Voorn, geperst had, niet geheelenal schadelijk was, dewijl ze door Nitreuze Lucht werdt aangedaan; hoewel niet tot een hoogen trap. Deeze Proeven heb ik niet verder vervolgd; maar ik zou denken, dat het | |
[pagina 590]
| |
niet moeijelijk zoude vallen, door dezelven behoorelijk op verscheide soorten van Visch te doen, eenige ontdekkingen te doen, omtrent de dierlijke huishouding der Visschen, en het gebruik der Lucht voor hun. De Heer John Hunter, die uitmuntende Ontleeder, heeft mij gezegd, dat de Visschen niet zouden kunnen leeven in water, dat met vaste Lucht bezwangerd is. Ik herhaalde de proeve, en hevond, dat kleine Vischjes niet langer dan eenige weinige minuten in zulk water konden leeven. Ter zelfder tijd had ik de nieuwsgierigheid om te beproeven, hoe zij aangedaan zouden worden, door water, dat met Nitreuze Lucht bezwangerd is, en ik bevond, dat zij op dezelfde wijze werden aangedaan, maar veel geweldiger, dewijl zij in de grootste beweeging geraakten, zoo haast als zij daarin gedaan wierden, en in dezelfde beweeging voortgingen, tot dat ze slaauw wierden en storven. Een reeks van proeven van deezen aart, bij den anderen gevoegd, zoude, naar mijne gedachten, zeer veel belooven aan iemand, die de gelegenheid hadt om dezelven voort te zetten.’ By deeze opgave zyner Proeven op verschillende soorten van Lucht, heeft de Autheur ook nog gevoegd, zyne Waarneemingen over de geleidende kragt van Houtskool; mitsgaders een berigt zyner ontdekkinge, wegens het bezwangeren van Water met Vaste Lucht, met aanwyzinge hoe men te werk behoore te gaan, om langs dien weg een geneeskragtig water te bereiden, dat van een uitsteekeuden dienst tegen de Scorbut is; welke manier van bereiding hy voorts tegen eenige bygebragte bedenkingen verdeedigt. Wyders dienen hier nog ter ophelderinge van verscheiden byzonderheden in het beloop van dit Geschrift de twee volgende Stukken. Een Berigt van eenige verkeerde opvattingen van des Schryvers gevoelen; en van zommige verschillende vooronderstellingen, ten opzigte van de Lucht. Benevens eene verzameling van nadere proeven, die tot de voorigen behooren, welken gedaan zyn, na dat het Werk zo ver reeds afgedrukt was. Hierby komen nog etlyke Brieven van andere opmerkzaame Natuuronderzoekers aan Dr. Priestley geschreeven, die ter nadere staavinge van zyne proefneemingen strekken; en te gelyk derzelver nuttig gebruik, ook in 't Geneeskundige, vermelden. Laatstlyk deelt ons de Heer John Cuthbertson, beroemd Werktuigkunstenaar te Amsterdam, hier nog mede, eene beschryving, benevens eene ontvouwing van 't gebruik, van eene | |
[pagina 591]
| |
door hem vervaardigde nieuwe verbeterde Luchtpomp, op eene daarby gevoegde Plaat volledig afgebeeld; welke, gelyk deskundigen algemeen getuigen, de hoogste aanpryzing verdient. |
|