Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijInleiding tot de algemeene en byzondere Staatkunde van Europa, door, M.E. Tozen, Justitieraad en Hoogleeraar op de Universiteit te Butzow. Derde Deel. Te Utrecht, by B. Wild, 1781. 224 bl. In groot octavo.Op de staatkundige beschouwing van Spanje, Portugal en Frankryk in 't eerste, benevens die van Grootbrit tanje, Denemarken, Zweden en Polen, in 't tweede Deel voorgedraagen, volgt in dit derde Deel de overweeging van | |
[pagina 369]
| |
den toestand van het Russische Ryk, en dien der Vereenigde Nederlanden; welker staatsgesteldheid de Hoogleeraar, op eene dergelyke wyze als hy die der bovengemelde Gewesten gedaan heeft,Ga naar voetnoot(*) ontvouwt. Zie hier, tot eene nieuwe proeve uit dit leerzaame Werk, 's Mans onderrigting, nopens de throonopvolging, in 't Russische Gebied, die een groot aandeel in de omwentelingen van dat Ryk gehad heeft. ‘De troonopvolging, zegt de Hoogleeraar, is in het Russisch kijk altoos erflijk geweest, en daarbij het regt der eerstgeboorte, hoewel met eenige uitzonderingen, in agt genomen. Want in de oudste tijden hadden de verdélingen plaats; en in laater tijden hebben de regérende monarchen zomtijds schikkingen gemaakt tegen de regten der eerstgeboorte aanlopende. De grootvorst iwan I benoemde zijnen tweeden zoon wasilei, met uitsluiting van zijnen kleinzoon demetrius, dien de reeds overléden eerste zoon iwan nagelaaten had, tot troonopvolger. De Czaar feodor alexiewicz, die zonder kinderen stierf, verklaarde zijnen jongeren broeder peter tot erfgenaam der kroon, met uitsluiting van zijnen ouderen iwan, wegens zwakheid en onbekwaamheid van dezen tot de regéring. Peter I sloot zijnen eerstgeboren zoon alexei, dien hij haatte, en om misdaad van staat tot den dood liet veroordeelen, als eenen onwaardigen, van de erfopvolging uit, en zeide dezelve zijnen jongeren zoon peter toe: waarbij de zoon van den in de gevangenis overléden of ter dood gebragten alexei, peter, voorbij gegaan werd. Dit waren egter maar buitengewoone gevallen, waardoor de erflijke troonopvolging niet vernietigd werd. Maar peter I maakte, na dat zijn voorgemelde zoon peter overléden was, eene geheele verandering daarin, door eene nieuwe wet, waarin hij vaststelde, “dat het te allen tijde aan de willekeur van eenen regérenden landsheer zou staan, niet alleen de troonopvolging toe te kennen aan wien hij wilde, maar ook den reeds benoemden troonopvolger weêr te veranderen, wanneer hij eenige onbekwaamheid aan hem bemerkte.” Deze verordening liet hij door zijne onderdaanen bezweren, en deed hen beloven, dat zij den troonopvolger, dien hij zou benoemen, zouden gehoorzamen en voor hunnen heer erkennen. In | |
[pagina 370]
| |
deze en gansch Europa ongewoone, en in Rusland zelfs niet met algemeene goedkeuring aangenomen wet der troonopvolging, waartoe waarschijnlijk China den wetgever het voorbeeld gegéven had, schijnt de waare grond der veele en geweldige veranderingen te liggen, die zédert den Russischen troon hebben doen schudden. Peter I zelf stierf, zonder eenen opvolger benoemd te hebben, misschien, wijl hij daaromtrent in bedenking was, of dat hij van den dood verrast werd. Dus was het onzeker wie na hem zou regeren. Men zou wel zeggen, dat, geen benoeming geschied zynde, de anderszins gewoone troonopvolging plaats moest hebben, even als bij gebrek van eenen uitersten wil de wettige erven invallen. Maar men beschouwde de zaak in Rusland, na den dood van peter I, niet op die wijze. Want schoon het grootst gedeelte der natie den prins peter, zoon van den ongelukkigen alexei, als den naasten en eenigen manlijken erfgenaam, op den troon wenschte te zien; was eene sterke partij daar tegen, en zogt den scepter in de handen der keizerinGa naar voetnoot(*) weduwe katharina te | |
[pagina 371]
| |
brengen. Dit voorneemen werd, door hulp van den magtigen vorst menszikow, en door het gebruik van het kragtigst middel, het geld namelijk, waardoor men veelen van den geestlijken en waereldlijken stand, en inzonderheid de regimenten der lijfwagt, en derzelver bevelhebbers op de hand kreeg, gelukkig uitgevoerd, en katharina tot regerende keizerin uitgeroepen. Dus kwam een perzoon aan de regéring, die 'er niet toe benoemd was, en 'er niet het minste regt toe had. Zij verklaarde, overeenkomstig met de heerschzugtige oogmerken van menszikow, in haaren uitersten wil, den kleinzoon van haaren overleden gemaal, uit het eerste huwelijk, den voorgemelden Prins peter, tot haaren opvolger, en, bijaldien hij zonder erven stierf, haare oudste dogter anna, hertogin van Hollstein, met haare nakomelingen, doch, na derzelver uitsterven, haare jonge dogter elisabeth, met haare nakomelingen; doch zo, dat de manlijke linie voor de vrouwlijke zou gaan. Peter II bevool zijns grootvaders wet, wegens de troonopvolging, nevens andere verordeningen, betreffende de zaak van zijnen vader, te verzamelen, en aan den senaat te Petersburg en het staatskantoor te Moskau te bezorgen. Hij stierf insgelijks zonder eenen opvolger te benoemen. En nu had, zo wel volgens het regt van het bloed, als volgens den uitersten wil van katharina, de jonge prins van Holstein karel peter ulrich, die in de plaats van zijne overleden moeder trad, de kroon moeten erven. Maar de leden van den hoogen geheimen raad floegen zo min op dien uitersten wil als op het regt van het bloed agt, en gingen tot de verkiezing over, tot oorzaak bijbrengende, “dat wijl de manlijke linie van het regérend huis uitgestorven was, men in de vrouwlijke nakomelingschap van den czaar iwan, als oudsten broeder van peter I, eene regentes moest zoeken.” Zij verkozen dus zijne jongere dogter anna, hertogin weduwe van Kourland, en gingen, uit staatkundige oorzaaken, de oudere, gemaalin van den her- | |
[pagina 372]
| |
tog karel leopold van Mecklenburg, voorbij. Dit was dus de tweede reis, dat een persoon, door den overleden monarch niet benoemd, de kroon verkreeg; en hierbij werden de kleinzoon der oudste dogter van peter I, en zijne jongere dogter, niettegenstaande de uiterste wil van de Keizerin katharina voor dezelven sprak, uitgeslooten. De keizerin anna liet, reeds in het begin haarer regéring, haare onderdaanen een eed afleggen, waardoor zij zig verbonden tot gehoorzaamheid, ten aanzien van de bepaaling haars opvolgers. Zij beriep zig hierbij op de verordening van peter I, en huwde, eenige jaaren daarna, elisabeth katharina christina, eenige dogter van haare oudere zuster, de hertogin van Mecklenburg, welke, bij haaren overgang tot den Griekschen godsdienst, den naam anna aannam, met den Brunswijkschen prins anton ulrich. Deze prinses werd alom als de vermoedelijke erfgenaame der kroone aangemerkt. Doch tegen alle vermoeden benoemde de Keizerin den prins iwan, uit dit huwelijk geboren, en pas twee maanden oud, tot haaren opvolger; en, in geval van zijn overlijden, gedurende zijne minderjarigheid, zijne toekomende broeders, volgens het regt der cerstgeboorte; doch tot regent, gedurende iwans minderjarigheid, verklaarde zij den hertog van Kourland, ernst joan van biron. De moeder van den jongen keizer, op deze wijze van het regentschap uitgesloten, nam, na het afzetten en bannen des hertogs, de regéring wel over, en was bedagt, om, ten einde dezelve bestendig en met groter aanzien waar te nemen, zig tot keizerin te laten verklaren. Doch eer dit kon geschieden, zette de prinses elizabeth, jongste dogter van peter I, zig, met behulp der lijfwagt, op den troon; welke stoute onderneeming zeer bevorderd werd, door den wankelenden toestand, waarin de verordening van de keizerin anna de regéring gebragt had. Zij benoemde den jongen hertog van Holstein, peter III, zoon van haare ouder zuster, die dus nog een nader regt tot de kroon had, dan zij zelve, tot haaren opvolger; en hij erfde, na haren dood, de kroon, den 5 January 1762, doch verloor dezelve, den 9 July daarop volgende, in eene zamenzwéring door de regimenten der lijfwagt ondersteund, waardoor dezelve zijner gemaalinne katharina, geboren prinses van Anhalt Zerbst, ten deel werd. Dus zijn, na den dood van peter I, drie keizerinnen, door ongewoone en geweldige wegen, op den troon verheven, en twee keizers van denzelven afgestoten. | |
[pagina 373]
| |
Alle deze gebeurdtenissen zijn gevolgen der gemaakte wetten van peter I, en der daardoor vernietigde erfopvolging. De regéring werd zedert dien tijd haglijk en onzeker, en dit des te meer, daar, in deze gedurige staatsveranderingen, de regimenten der lijfwagt zig als in het bezit gesteld hadden, van de gevaarlijke magt, van den persoon des regents te veranderen. Dit hun eenige reizen gelukt zijnde, zijn dergelijke onderneemingen ook in het vervolg mogelijk, zo dikwils als 'er maar een hoofd of aanvoerder is. Wanneer men alle deze en andere zwarigheden overweegt, zou het, zo wel voor de zekerheid van den regérenden monarch, als voor de rust des rijks, veel heilzaamer geweest zijn, indien, in plaats der willekeurige benoeming van eenen erfgenaam der kroon, eene ordenlijke erfopvolging in het regérend huis, gelijk, bij voorbeeld, die van Denemarken is, door eene duurzaame wet was vastgesteld. Volgens een aaloud gebruik was de Russische troon alleen voor mannen bestemd, en katharina I is de eerste vrouw, die denzelven bekleed, en in haar eigen naam geregeerd heeft. Zedert is de troonopvolging der prinsessen voor even zo regtmatig als die der prinsen gehouden, en zonder tegenspraak erkend; en in een tijdvak van meer dan vijftig jaaren, zedert den dood van peter I verlopen, hebben vier keizerinnen het grootste gedeelte van dien tijd, doch drie keizers, maar iets meer dan vier jaaren, geregeerd, de eersten gelukkig, doch dezen, wat de twee laatsten betreft, zeer ongelukkig, wijl beiden den troon met de gevangenis hebben moeten verwisselen, en daarin hun leven eindigen. Zo is 'er dan nu eene gemengde troonopvolging in Rusland.’ |
|