Samenspraak over de Recensie op de vrye Gedachten wegens het offereeren van Douceurs, enz. met aantooning van eenige Noordwyksche Directien, voor welker egtheid de Schryver ter verantwoording in staat. Alom te bekomen, 1781. In octavo; 29 bladz.
Onze aanmerking op een byvoegsel, geplaatst in de vrye Gedachten wegens het offereeren van Douceurs, enz. te vinden in onze Letteroefeningen, II. D. bl. 510, als te personeel om in openbaren druk gemeen gemaakt te worden, komt den opsteller dier Gedachten niet juist voor; echter schiet hy wat toe, op het bezef van de bepaaling, in openbaren druk, en erkent, dat wy gelyk hebben, als wy bedoelen, dat het beter was, dat men zulks in 't byzonder, of, gelyk men zegt, onder vier oogen deed. Dat wy 't in dien zin geschreeven hebben is blykbaar genoeg, en dus hebben wy met den Schryver geen verschil. Ja maar, zegt hy, als nu daar toe geen mogelykheid is, als men by herhaalde ondervin ding weet, dat zulks altemaal pik of oly in 't vuur is, wat dan? - Om hier op bepaald te antwoorden, zouden wy meer dienen te weeten van de Noordwyker Directie, dan ons tot nog bekend is; en daar 't onze zaak niet zy, dezelve zo te onderzoeken, komt het ons niet raadzaam voor op gissingen daaromtrent iets te zeggen. - Alleenlyk hebben wy, nopens den verderen inhoud van dit Geschrift, nog te melden, dat het verscheiden klagten behelst over de Noordwyker Directie; welken, indien ze waarlyk gegrond zyn, gelyk de Schryver aanduidt, inderdaad om redres roepen.