| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
Algemeene aanmerkingen over de geschiedkunde, en de daar aan verwante weetenschappen.
Door den Eerw. East Apthrop, M.A. Vicaris van Croyden.
In onze vroegste Letter-oefeningen worden wy misschien al te zeer en te lang bezig gehouden, met de aantrekkelyke werken der Dichtkunst en der Welspreekenheid. Deeze, te vuurig omhelsd, neemen het verstand en hart geheel in, en verderven die beide. Het vermogen om te redenkavelen wordt verzwakt, door steeds de verbeeldingskragt werk te geeven, en het oor te streelen. Hier komt by, dat wy, in het najaagen van verbeeldingryke en dichterlyke fraaiheden, zelden de beste voorbeelden kiezen. Die soort van Dichtwerk, welke, naar 't oordeel van aristoteles, de nutste en volmaaktste is, naamlyk het Grieksche Treurspel, wordt mogelyk minder beoefend, dan de zoetvloeiende Dichtwerken in de bedorven tyden der ptolomeussen en cesars zamengesteld. Dezelfde aanmerking geldt ook ten opzigte van de Lier- en Heldendichten, welker beste voorbeelden ontleend worden van de Eeuwen, die 't minst bedorven waren door de zogenaamde beschaafdheden deezes leevens.
De Welspreekenheid mag, zo verre zy redelyk en nuttig is, beschouwd worden als in verband staande met de Geschiedkunde. Want de redenkunstige opstellen over ingebeelde onderwerpen, hoedanige wy 'er veele aantreffen by de ouder en laater Sophisten, zyn te beuzelagtig om onze opmerking te verdienen. Wy stellen niet veel belangs in eene lofreden over de schoonheid van helena, of eene Verdeediging van busiris, schoon opgesteld in de zoetvloeiende taal van isocrates; doch wy vinden ons ingenomen door dien inneemenden Redenaar,
| |
| |
wanneer hy de Grieken tot Volkseendragt aanmaant, of eenen volmaakten Vorst schildert in het Character van evacoras. De oude Geschiedboekers zelve vloeijen over van de beste voorbeelden der Welspreekenheid; te meer inneemende als zy uit de verhaalde gevallen hervoortkomen. Wat men ook moge oordeelen van de Aanspraaken in weezenlyke Geschiedenissen; wy leezen ze met te veel vermaaks en voordeels, om zich niet over te geeven aan die aangenaame begogeling, welke de waarheid der gebeurtenissen niet benadeelt, terwyl zy de gewigtigste aanmerkingen in den geest doet opkomen.
De uitgewerkte Redenvoeringen der groote Redenaaren, in het eerste Tydperk der Grieksche Welspreekenheid, die van cicero, zo volmaakt in haare soort, en zelfs die der laatere Redenkunstenaaren onder de cesars, als zy weezenlyke onderwerpen betreffen, maaken een gedeelte uit van de Geschiedkundige Gedenkschriften huns tyds. De Dichtkunst zelve mag in den rang der Geschiedkunde geplaatst worden: homerus, virgilius, silius, lucanus en claudianus, bedekken de Geschiedkundige waarheid niet, terwyl zy dezelve bekleeden en opcieren met het gewaad des Heldendichts.
Moesten wy, op nieuw, den loopbaan der Letter-oefeningen intreeden, wy zouden, misschien, onze aandagt vestigen, op het gebruik daar van in de Godgeleerdheid en het Burgerlyk Leeven. Deeze, in 't oog houdende, zou een geschikter, uitgebreider en vryer taalgeleerdheid; een klaarder en korter plan van Wis- en Natuurkunde; een ruime voorraad van de Geschiedenis der Letterkunde; eene gezonde en verstandige Redeneerkunst; een betragtend Stelzel van Zedeleere; eene regtmaatige bespiegeling der Staatkunde; een welbeoordeelde kennis van de geschiedenis en de gevoelens der Wysgeeren; en, inzonderheid, het leezen der oorspronglyke Geschiedschryveren, zo Wereldlyke als Kerklyke, de beste voorbereidingen weezen tot de uitgebreide Weetenschap der Godgeleerdheid, en tot een nuttig zo geen voorspoedig leeven.
Wat de Geschiedkunde in 't byzonder aanbelangt, deeze is zo eigenaartig aan de gesteltenis van 's menschen geest, zo voldoende aan onze weetgierigheid, zo vaardig eene dienares der geheugenisse, zo vol van leering, en bereidt dermaate de grenzen van persoonlyke ondervin- | |
| |
ding, dat de beste wyze, om dezelve aan te pryzen, bestaat in het te nederstellen van eenige klaare Beginzelen, die men daar in te volgen hebbe.
Oorspronglyke Geschiedschryvers en egte Bescheiden verschaffen stoffen ter onderrigtinge. Orde van Tyd en Plaats zyn noodig, op dat het verstand ze zonder verwarring plaatze: en eenige beginzels worden 'er vereischt, om het onderwys en het nut, daar uit herkomstig, te erlangen.
Het menschlyk verstand is traag in het verkrygen van een uitgebreide en nauwkeurige beschouwing der Algemeene Geschiedenissen: het wordt ontroerd, op 't bezef eener onderneeminge zo uitgestrekt, als de kennis van alle gedenkwaardige voorvallen door alle Eeuwen heen. Nogthans is 's Menschen leeven, vermogen van bevlytiging en geheugen, wanneer men den tyd niet verkwist of de bekwaamheden verwaarloost, onder voeglyke bepaalingen, tot deeze veelbevattende kundigheid in staat.
Godsdienst en Staatkunde zyn de einde der Geschiedenisse; en moeten altoos in 't oog gehouden worden, als men die beoefent of zamenstelt. De oorsprong der Volken, en hunne verhuizingen van 't eene Land in 't andere, de opvolging der Vorsten, Veldslagen, en Vermeesteringen, maaken de kunstverdeelingen uit, van eene Weetenschap, die op de blykbaarheid van den Godsdienst, en de Pligten van 't Staatsbestuur en Onderwerping, uitloopt.
Tot het eerste oogmerk, het bewys van den Geopenbaarden Godsdienst, zyn de Heilige Schriften derwyze opgesteld, dat ze de algemeene Geschiedenis des Menschdoms bevatten, zo in verhaalen als in voorzeggingen; hier uit verkrygen zy, door alle Eeuwen heen, een onfeilbaaren Geloofsbrief van derzelver Ingeeving.
De Godsdienst is bewaard gebleeven en voortgezet in een enkel Huisgezin, 't welk tot een Volk aangroeide, niet aanmerkelyk door den grooten plek gronds 't geen 't zelve besloeg; maar de zaaken daar van zyn dermaate vermengd met de groote Monarchyen rondsom 't zelve, dat zy, en door inlandsche en vreemde getuigenissen, de waarheid hunner eigene verhaalen bekragtigd vinden. Egypte opent de herbergzaame armen om het Gezin zyns weldoeners, als gasten, te ontvan- | |
| |
gen. De hooge oudheid van dat Koningryk, zo zigtbaar in de Grieksche Geschiedschryvers, levert een bewys op voor de Boeken van moses. De Volken van Palestina, Idumea, Arabie, Syrie, en al het Oosten, van de Middelandsche Zee tot den Tyger, deelen in de lotgevallen des Volks van god. In de Gewyde Geschiedenis alleen, vindt men eene onafgebrooke opvolging, die deeze der andere Koningryken, naar gelange zy op of ondergingen, insluit; derzelver oorsprong en opvolging zou, buiten die zamenvoeging, geheel onbekend weezen.
Het Joodsche Volk is volstrekt het eenige, dat, van zynen grooten Stamvader af, tot op den tegenwoordigen tyd, stand hieldt: eene omstandigheid, die zigtbaar hunne geheele Geschiedenis, en de Openbaaring, in dezelven begreepen, bekragtigt.
De Joodsche Monarchy is zelfs de aanzienlykste der Oostersche Koningryken, tot de opkomst van het Tweede Assyrische Ryk onder arbaces, en dat van Babylon onder belesis of nabonassar. Deeze twee Ryken stonden op, om de afvallige Stammen van Israël en Juda te straffen, door verstrooijing en gevangenisse; tot dat de heerschappy over geheel Asie ten laatsten zamenloopt in cyrus, hunnen Hersteller, den grootsten en misschien den besten der oude Koningen, die eerst de Staatkunde der Regeering verstondt, terwyl de overige alleen van vermeesteren wisten.
Een nieuw Tooneel opent zich: en de zaaken van Palestina worden vermengd met die van Persie, tot de vermeestering van Asie, van den Hellespont tot den Indus, door de wapenen van alexander. De Godsregeering zelve wordt een gedeelte deezer bemagtiginge: en blyft onderworpen aan de drukkende overheersching der seleuciden en ptolomeussen, tot dat het Romeinsche Gemeenebest ze alle in zyne, door de Voorzienigheid beschikte, zegepraalen besluit.
Dat een onaanmerkelyk Volk, uitsteekende door het bezit eener Godlyke Openbaaringe, dus bewaard bleef, te midden van zo veele omwentelingen, en in alle opeenvolgende heerschappyen, een beschermer en geessel vondt om 't zelve te straffen en niet te verdelgen; is eene zo opmerkenswaardige byzonderheid, dat ze ons opleidt om de eindoorzaak daar van na te speuren; dezen
| |
| |
kan geen ander weezen dan een Voorzienig plan, om, in 't midden des algemeenen Veelgodendoms, de Leer van gods Eenheid staande te houden, als eene voorbereiding tot het groot oogmerk de Christlyke Openbaaring.
De raadslagen des Allerhoogsten zyn van die der Menschen onderscheiden door de natuurlyke ongeschiktheid der werkeren tot het volvoeren daar van gekoozen. Het groot beginzel, gods Eenheid, was, in de Heilige Schriften ontdekt en toevertrouwd, aan een Volk, zo verlaagd door lange dienstbaarheid, en zelfs dermaate overgegeeven aan alle Egyptische Bygeloovigheden, dat het blykbaar zelve dit Godsdienststelzel niet kon verzinnen. Waren de schrandere Atheners tot dat einde gekoozen geweest, en bestemd om zulk een redelyk Leerstuk te midden der Afgodery te bewaaren, wy zouden de eer van zodanig eene ontdekking aan de Schoolen der Wysgeeren, en 't fyn vernuft van dat schrander Volk, gegeeven hebben. Nogthans was, indien wy geloof slaan aan de egtste bescheiden, die van xenophon, socrates zelve een deugdzaam en godvrugtig Veelgodendienaar, tot den jongsten snik zyns leevens.
Indien dit de rechte sleutel niet is, die ons alle de geheimenissen der Oude Geschiedenis ontsluit, moet dezelve, gelyk ze misschien aan onopmerkende Leezeren voorkomt, geen bestaanbaar plan altoos hebben; en te veronderstellen, dat de omwentelingen, in de Wereldlyke Geschiedenis, enkel de uitwerkzels zyn van Staatkunde en Vermeestering, met uitsluiting van eene gadeslaande Voorzienigheid, is eene godloosheid, die de Rede versmaadt en de Openbaaring wraakt.
De algemeene Geschiedenis des Menschdoms loopt zamen op één punt: het bewaaren der Eerste Openbaaring tot het invoeren eener Tweede.
Het Christen Tydperk is een meetpaal, by welke een nieuwe loopbaan aan den Geschiedkundigen geopend wordt. Met een wysgeerig gemoed, 't welk de Voorzienigheid beschouwt, als het bestuur houdende over de uitkomsten, die in deezen nieuwen Godsdienst uitloopen, wordt men eene Prophetische ontdekking gewaar van de voornaamste omwentelingen in dit Tweede Tydperk: en de Geschiedenis, met de Voorzegging vergelykende, levert zulks een zedelyk bewys op van de Geopenbaarde Waarheden; een bewys opgemaakt uit den geheelen loop der
| |
| |
Geschiedenisse; en niet min zeker dan een wiskunstig betoog.
Die bestendige overeenstemming tusschen de Voorzeggingen en de Uitkomsten, door Lord bacon de Geschiedenis der Voorzegging geheeten, is een egt en strikt bewys, dat de algemeene vaststelling van den Euangelischen Godsdienst het uiteinde is van het Voorzienig bestuur deezer wereld.
Veelvuldig zyn de voordeelen aan het beoefenen der Geschiedenissen verknogt. De Wysgeer, de Godgeleerde, de Staatsman, de Taalkundige, en die 'er zich enkel uit vermaak op toeleggen, trekken 'er elk hun byzonder nut van. Doch deeze nutheid, hoe veelvuldig en uitgebreid ook, kan tot zekere algemeene hoofden gebragt worden, bovenal de opmerkzaame aandagt waardig der zodanigen, die de oorspronglyke Schryvers raadpleegen.
1. Het eerst en edelst gebruik der Geschiedenisse is de blykbaarheid en opheldering, die dezelve verschaft aan den Geopenbaarden Godsdienst, door bykomende bewyzen op te leveren, en de vervulling van de Voorzeggingen, daar in begreepen, aan te toonen. De oude, en zelfs de hedendaagsche Geschiedschryvers zyn, in dit licht beschouwd, de beste Verklaarders der Heilige Schriftuure; wier overeenkomst met de gelyktydige Zeden en Gebruiken, zelfs tot de geregtte byzonderheden toe, ten bewyze van derzelver egt- en oudheid strekt, en de Geschiedkundige Vervulling der Voorzeggingen overtuigt den ernstigen Onderzoeker van de Ingeeving.
2. De valsche Godsdiensten des Menschdoms, met alle de ongerymdheden daar aan vast, worden getrouwer opgegeeven door de Geschiedschryvers dan door de Dichters of Wysgeeren. De schilderyen, welke zy ons hebben afgeleverd van het Veelgodendom en de Afgodery, tegen het tafereel van den waaren Godsdienst overgesteld, overtuigden ons teffens van de voortreflykheid en noodzaaklykheid der Hemelsche Openbaaring.
3. Staatkundig onderwys wordt best gehaald in de School der Geschiedkunde. Keurlyk drukt Bisschop burnet, in 't slot van de Geschiedenisse zyns tyds, de hoofdvoorwerpen uit der Staatkundige waarneemingen, die men op de Geschiedenis te maaken hebbe. ‘Het oude Staatsbestuur in Griekenland, en nog veel meer
| |
| |
dat van Rome, behoort onderscheiden voorgedraagen te worden, ten einde men het onderscheid tusschen een regtmaatig en bedorven staatsbestuur wel begrype. Het verval van de grootheid der Romeinen, onder de Keizers, ter oorzaake van hunne volslaagene Oppermagt, 't welk de ondeugd invoerde, niet alleen hunne Hoven, maar ook hunne Legers bedierf, moet men ten vollen openleggen. Vervolgens heeft men de Gothische Regeeringsvorm en het Leenroerig stelzel, klaar te ontvouwen, om den oorsprong onzer eigene Staatsgesteltenisse te ontdekken. In dit alles hebbe men vooral zorge te draagen, om eene ziel te bezitten, vervuld met de edele beginzelen van Regtvaardigheid, Vryheid en Deugd; als de waare grondslag des Staatsbestuurs: en met eenen afkeer van geweld, eigendunklyke magt, slaafsche vleiery, partyschap en weelde, waar uit het verderf en de ondergang van alle Staaten hervoortkomt.’
Zeden, Wetten en Instellingen, ten beste der Maatschappye uitgedagt, verdienen onze nauwkeurigste opmerking. Voor Verzamelingen van dien aart, hebben wy de dierste verpligting, aan dat menschlievende en bykans Christlyke Stelzel, L'Esprit des Loix; de vrugt van een twintig jaarige beoefening des allerbesten onderwerps, het geluk des Menschdoms.
4. Met dit inzigt verdienen niet alleen de bespiegelende Grondregels, maar ook de Daaden van Goedertierenheid en rechtschaapen Heldenmoed, onze byzondere opmerking: deeze menschlievende, billyke en grootmoedige trekken van iemands Character en Gedrag, beuren de Ziel op, onder 't leezen van zo veele misdryven, van zo veel leeds, en oorlogsrampen, als de Geschiedenis tot walgens toe oplevert.
5. Grondregels van het grootste belang zyn de gevolgen van het opmerken des waaren en valschen Godsdiensts, van den staatkundigen en zedelyken aart der Regeringsvormen. Uit de Geschiedenis, in dezer voege toegepast, ontstaat de erkentenis der Voorzienigheid over de Menschlyke zaaken, en van een Godlyk bestuur over de belangen der Christen-Staaten. Van hier is de Christen Staatkunde, zo in 't Wereldlyke als in 't Kerklyke, eigenlyk een gedeelte van den Godsdienst: en moet, als zodanig, gehandhaafd worden volgens de be- | |
| |
ginzels van den Godsdienst, met alle mogelyke regtheid en zuiverheid. De Burgerlyke Overheid wordt, in de Heilige Bladeren, Gods dienaaresse geheeten: dewyl zy volgens de grondregels eener Godlyke Staatkunde handelen. Eene Godsdienstige berusting in de Burgerlyke gesteltenis der Wereld, een onkreukbaare persoonlyke braafheid, en een yver om het algemeen welweezen te bevorderen, zyn de pligten van Christen Onderdaanen. Gelyk de Geschiedenis de zodanigen, die in Hoogheid gesteld zyn, leert, dat de waare beginzels van Staatsbestuur het heil des Volks bewerken, zo leert dezelve de Onderdaanen, dat zy onder een Voorzienig bestuur leeven. Indien het Volk de grondbeginzels van Christlyke staatkunde schendt, zal dit Godlyk bestuur op een straffende en wreekende wyze te werk gaan. Het waare hulpmiddel tegen Volksrampen is altoos in 's Volks eigen hand; hervorming naamlyk, of het wederbekomen van dien afval in beginzelen, en ongebondenheid in Zeden, welke wanorde in den Staat hervoortbrengen. Tenzelfden tyde onderrigt ons de Geschledkunde, hoe onervaaren en verkeerd de Menschen zich inlaaten tot partyschappen en misnoegdheden in hun eigen tyden: welker openbaare rampen misschien altoos net geevenredigd zyn aan de som hunner openbaare wanbedryven. Te deezer oorzaake is 'er geen tydperk in de Jaarboeken des Menschdoms, of het levert genoegzaame reden op, niet tot misnoegen, maar tot verbetering. Het Menschdom, in
stede van op zich zelven het oog te slaan, om de oorsprongen van ramp op te speuren; wekt zyne aandoeningen in 't staatkundige op, door uit te vaaren tegen die magt, welke altoos een zegen of een tugtroede is voor de Maatschappy, geevenredigd aan hun goed of kwaad gedrag.
In deezervoege neemt de Geschiedenis een heilig en eerwaardig character aan, het character van een Leermeesteresse der Regeerderen en der Volken. Zy leert de eersten ontzag te betoonen voor haare regtbank; zy leert de laatsten de heillooze uitwerkzels van Ondeugd en Godloosheid. Zy verspreidt een altoos duurenden glans van eere over de naamen van grootmoedige en braave Vorsten; zy balzemt de naagedagtenis van deugdzaame Lief hebbers des Vaderlands: en vertoont hoe de opper- | |
| |
magt en vaderlandliefde zamenwerken ten algemeenen beste; terwyl de Kerklyke vaststelling de Burgerlyke te hulp komt, en de Wetten versterkt door de banden van Geweeten en Godsdienst. |
|