Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De juffer zonder weergae. Oud Rome drage roem op kuische en dapp're Vrouwen; Het moge in tydgeschigt Heur daden vry ontvouwen; Noch kuischheid van Lucretia, Nog dapperheid van Clelia, Bekoren my; ô neen! zy zyn my te geringe! De Juffer, welker deugd ik zinge, Verdient alleen een Lofgedigt. Catz moog' zyn' Antje Schuurmans roemen, En geev' Haar beeltenis in 't licht; Ze is by de Juffer, welke ik zing, niet waard te noemen. Ik ga 't Character eersrt U nu voor oogen stellen, ô Leezer! en daar na het leeven U vertellen Der Juffer, welker roem 'k vereeuwig door myn Zang, Die 'k roemen zal myn leven lang. Ze is hoog' van Afkomst, ryk, uitmuntend schoon van leden: Maar schooner nog van zeden. Lieftallig en beleefd, niet trotsch en zeer geleerd; 'Er is geen mensch, die Haar niet om haar' deugden eert. Geen hoogmoed is by Haar; ze is needrig: in heur wezen Is eerbaarheid en deugd op 't duidelykst te lezen; De kuischheid, die haar by verstrikkers maakt gevreesd, Doet Haar heur' liefde alleen aan haren Egt-Vriend geven. Nu ga ik over tot Haar leven: Zy wierd... geboren? neen... zy is 'er nooit geweest. j.d.k.ph.z. Vorige Volgende