Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 491]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Redenvoering over Gods bestuur van der menschen driften.
| |
[pagina 492]
| |
kan verwinnen of uitvoeren; de ontwerpen van eerzugt en wraak; de woede van vervolging; de dolheid des oorlogs; de wanordes, die geweld te wege brengen in het burgerlyk leeven, en openbaare onlusten daar door in de wereld verwekt. - Alle deeze zullen god loflyk maaken: niet door derzelver bedoeling en oogmerk, niet door derzelver natuurlyke strekking: maar door die wyze en goede einden, welke de Voorzienigheid te wege brengt dat ze vervullen: daar zy uit vergif een geneesmiddel bereidt, en dingen, in zich zelven schadelyk, in werktuigen verkeert tot haare eere en ten algemeenen beste. Derwyze, dat, schoon de toorn des Mans gods Geregtigheid niet werke, dezelve nogthans genoodzaakt is, tot zyne eere de hand te leenen. Het overblyfzel der Grimmigheid, voegt 'er de Psalmist nevens, zult gy opbinden: dat wil zeggen, de allerhoogste zal de Grimmigheid der Menschen zo verre laaten gaan, als dezelve beantwoordt aan zyne goede oogmerken, en tot zyne eere strekt. Voorts zal hy dezelve bepaalen. Wilde zy het bestaan, deeze grenzen te overschreeden, hy zegt, daar tegen, als tegen de wateren der Zee. Dus verre zult gy komen en niet verder; en uwe stoute golven zullen zich niet hooger verheffen. Dit alles zal ten vollen bewaarheid worden, dit alles ten klaarsten blyken in den eindlyken uitslag der dingen: wanneer wy beter in staat zullen weezen om de onderscheide stappen des Godlyken Bestuurs te ontdekken, door de voltooijing van 't geheel te beschouwen. In zommige gevallen blyft het voor dat tydperk bewaard, om de verborgene Wysheid des Hemels te ontvouwen. Maar, over 't algemeen, blykt zo veel van de Godlyke handelwyze in den tegenwoordigen staat, als genoegzaamen grond oplevert tot de betuiging van den Psalmdichter. De Grimmigheid des Menschen zal u loflyk maaken; Het overblyfzel der Grimmigheid zult gy opbinden. Ik zal myne poogingen inspannen om deeze waarheid op te helderen en te staaven: en toonen, op welk eene wyze de Grimmigheid des Menschen, gods Magt, Wysheid, Regtvaardigheid en Goedheid, heerlyk maakt. Myne eerste aanmerking komt hier op uit, dat het, om de groote oogmerken, door het Bestuur des Heelals bedoeld, te vervullen, noodig is, dat de Godlyke Volmaaktheden, op eene zigtbaare en treffende wyze, voor | |
[pagina 493]
| |
net Menschdom ten toon gespreid worden. Wy hebben dit indiervoege niet op te vatten, als of het opperweezen hier door, uit een beginzel van ydele eerzugt, zyn eigen lof zogt. Onafhanglyk en algenoegzaam, bezit god eene volkomene Gelukzaligheid. Zyne Eer bestaat in de algemeene orde en het welvaaren der Scheppinge. Dit einde kan niet bereikt worden, of de Menschen moeten de onderwerping, in welke zy geplaatst zyn, gevoelen. Zy moeten geleerd worden hunnen Opperheer te bewonderen en te aanbidden. Zy moeten ontzag krygen op het zien van een hooge hand, in staat om, naar welgevallen, hunne daaden te bedwingen, en te doen dienen tot einden, welke zy noch voorzagen, noch beoogden. Op deeze wyze maakt de Grimmigheid des Menschen god loflyk. Wy begrypen gereed hoe de Hemelen en de Aarde gezegd worden god te pryzen, daar zy standhoudende gedenktekens zyn van de hoogste volmaaktheid, welke hy in derzelver Schepping vertoonde. De Deugden der Vroomen verheerlyken Hem blykbaar, door zyn beeld te vertoonen, en zyne Eer te doen schitteren. Maar, wanneer zelfs de Ondeugden en ongeregelde Dristen der Snooden zynen lof verkondigen, door de nutte einden, welke zy, haars ondanks, vervullen, toont zulks op eene byzondere wyze de Godlyke hand; dit opent een verbaazender tooneel van 't Hemelsch Bestuur, dan of alle Onderdaanen gehoorzaam en gewillig geweest, en de menschlyke zaaken altoos in een bedaarden en stillen loop gebleeven waren. I. De Grimmigheid des Menschen maakt gods magt loflyk. Deeze wordt daar door op eene ontzaglyke wyze aan 't oog des Menschdoms voorgesteld. Met oppermagt te heerschen te midden van den onrustigsten en verwardsten staat der dingen, zo in de Natuurlyke als in de Zedelyke Wereld, is de byzondere Eer der Almagt. Van hier wordt god, in de taal der Schriftuure, beschreeven, als zittende op de wateren, rydende op de vleugelen des winds, en woonende in de donkerheid en het onweer: 't wil zeggen, dat hy de geweldigste vermogens, in 't heelal, dienstbaar maakt tot het uitvoeren van zyn welbehaagen; dezelve los laat of beteugelt, naar het overeenkomt met de oogmerken zyner heerschappye. Gelyk hy, naar zyn welgevallen, het woeden der Zee stilt en het geweld haarer golven; zo stilt hy ook de oploopenheden der | |
[pagina 494]
| |
volken. Wanneer de Driften der Menschen ten zeersten ontstooken, en hunne oogmerken ryp zyn om uit te barsten, doet hy dikwils, door eene onverwagte tusschenkomst, de Wereld opmerken, dat 'er een Hooger is dan den Hoogsten op Aarde, die hunne raadslagen, in een oogenblik, kan verydelen, en de Aarde beveelen voor hem stille te zyn. Geweldige Vlooten, uitgerust om nabuurige Koningryken te verwoesten, mogen den Oceaan bedekken. Hy laat zynen wind waaijen, en zy worden verstrooid. Sterke Legers mogen te velde trekken met allen luister van menschelyk vermogen bekleed; doch de uitslag des Krygs is by Hem. Hy houdt om hoog de onzigtbaare balans, die het lot der volken weegt. Naar dat deeze overslaat geeft hy aan eene geringe gebeurtenis het vermogen om den twist te beslissen. Hy bedekt den hemel met wolken, of opent de vensteren des Hemels dat zy een watervloed uitstorten. Hy verwekt in 't hart des onverzaagdsten eene schielyke verbaasdheid, maakt de handen der sterken slap en werkloos, in het hachlykst tydstip. Duizend onzigtbaare dienaars staan gereed om werktuigen zyner Magt te weezen, in het vernederen der hoogmoedigen en het bedwingen van de Grimmigheid des Menschen. Dus zegt de almagtige, in het voorbeeld van den trotschen sanherib, ten tyde dat hy zyne wraak op het Joodsche volk zou laaten losbarsten, ik zal mynen haak in uwen neuze leggen, en myn gebit in uwe lippen; ik zalu doen wederkeeren langs dien weg door welken gy gekomen zytGa naar voetnoot(*). In dien nagt vernielde de verdervende Engel het Leger, en hy vertrok met schaamte na zyn Land. - Waarom, zingt de Psalmdichter, weeden de Heidenen en bedenken de volken ydelheid? De Koningen der Aarde stellen zich op, en beraadslaagen zamen tegen den Heere. - Die in den Hemel woont zal lachen; de Heere zal ze bespotten.Ga naar voetnoot(†) II. De Grimmigheid des Menschen maakt gods wysheid zo wel als zyne magt loflyk. Niets vertoont op eene merkwaardiger wyze, de verwonderbaare Raad des Hemels, dan dat dezelve den loop der uitkomsten in dier voege schikt, dat de ongeregelde Driften der Boozen strekken om hunne eigene oogmerken te verwoesten. De | |
[pagina 495]
| |
Geschiedenis vloeit over van voorbeelden, waar in zy onweetend de Dienaars worden der Voorzienigheid, om einden te bereiken, strydig met die zy bedoelden. Dus strekte de wreedheid van jacobs Zoonen, in het bewerken van den val huns Broeders joseph, om hem ten hoogsten toppunt van eere op te voeren. Dus gaf de wraak van pharao tegen de Israeliten, en zyn onregtmaatig poogen om hun in slaavernye te houden, gelegenheid, om hun uit de slaafsche dienstbaarheid te verlossen, onder het betoon van de zigtbaarste tekenen van 's Hemels gunste. Dus baande het onmenschlyk plan, 't geen zich haman gevormd hadt, om mordechai te verderven, en het geheele Joodsche volk uit te rooijen, den weg tot mordechai's verheffing, en tot den zegepraal der Jooden over alle hunne vyanden. Op deeze wyze doet de almagtige de Boozen in hun eigen strik vallen: en zyn Raad rusten op de puinhoopen van hunne verydelde raadslagen. Deeze gebeurtenissen, op zichzelven beschouwd, schynen vlekken in het Godlyk Bestuur; doch in derzelver verband met alle de gevolgen bezien, zetten zy 'er nieuwen luister aan by. De schoonheid en heerlykheid des Heelals wordt zeer vermeerderd, door dien het een uitgestrekt en zamengevoegd stelzel is, waar in eene verscheidenheid van dryfveeren werkt, en eene menigte van verschillende beweegingen, met eene verbaazende kunst, geregeld en in order gehouden worden. Strydige belangen, tegen elkander staande driften, weegen in dier voege elkander op, onder zulk een bedwang werkte het geweld der menschelyke poogingen; en de Grimmigheid der Menschen wordt zo beteugeld, dat hoe tegenstrydig de verscheide beweegingen ook mogen schynen, zy, nogthans, zamen, en, in 't einde, op ééne rigting uitloopen. Terwyl, onder de menigte der Menschen die den Aardbodem bewoonen, eenigen zich aan het Godlyk gezag onderwerpen, zommigen daar tegen aandruisschen; en anderen, verzonken in hunne vermaaken en bedolven in hunne bezigheden, 'er geheel geen agt op slaan: worden zy allen, indiervoege, bewoogen, door een onbemerkbaaren invloed van boven, dat de yver der Gehoorzaamen, de Grimmigheid der Wederspannigen, en de onverschilligheid der Onbezorgden, in 't einde, tot de Eer van god mede werken. Allen worden zy bestuurd op eene wyze, die met hunne | |
[pagina 496]
| |
vermogens strookt, en bestaanbaar is met redelyke Vryheid, en zyn nogthans onderworpen aan de noodzaaklykheid, om de eeuwige oogmerken des Hemels te volbrengen. Deeze diepte der Godlyke Wysheid, in 't bestuur des Heelals, gaat alle menschelyke bevatting te boven, en verschaft een altoosduurend onderwerp van lof en aanbidding. III. De Grimmigheid des Menschen maakt gods regtvaardigheid loflyk; dewyl zy dient om Zondaars te straffen. Sloegen de Snooden een aandagtig oog op den loop der gebeurtenissen in hun leeven, zy zouden gereedlyk ontdekken, dat het grootste gedeelte der rampen, welken hun treffen, hun overkomen door hunne eigene onbeteugelde Driften. De opeenvolging der Oorzaaken en Uitwerkzelen is door de Voorzienigheid zo ingerigt, dat de Grimmigheid, welke zy over anderen beoogden uit te storten, in de uitwerking, op hun eigen kop nederdaalt. Doch eens verondersteld, dat zy die zigtbaare onheilen, door geweldige Driften natuurlyk veroorzaakt, ontkomen, zy kunnen de inwendige elende, daar aan verbonden, niet ontwyken. De gesteldheid der dingen is met zulk eene onbegrypbaare wysheid beraamd, dat de Godlyke Wetten, in alle gebeurtenissen, zich tegen den Zondaar handhaaven, en haare staaving in zyn eigen boezem medebrengen. Het Opperweezen behoeft de gevangenis der diepte niet te ontsluiten, of den donder van boven te laaten rollen, om de Grimmigheid der Menschen te straffen: eenvoudiger en waardiger oefent hy Regt. 't Is genoeg dat hy de fiere Driften, die Snooden tot Ontrusters van anderen maaken, in hun eigen hart laate werken. Hy geeft hun aan zichzelven over, en zy pynigen zichzelven. Voor de Wereld mogen zy hun lyden vermommen; doch het is bekend, dat inwendig van een gescheurd te worden, door spyt, wraak en grimmigheid, het knellendst van alle elenden is. Dus de straffe met het misdryf vereenigende, worden zy gestraft in hunne boosheid en door hun eigene overtreedinge gekastyd: de wraakneemende hand des regtvaardigen Opperbestuurders is zigtbaar, en de waarneeming des Psalmdichters wordt bewaarheid, De Godloozen hebben het zwaard uitgetrokken en de booge gespannen, om de elendigen en de nooddruftigen neder te vellen en te slachten, die opregt van | |
[pagina 497]
| |
wegen zyn: doch het zwaard zal in hun eigen harte gaan.Ga naar voetnoot(*) De Grimmigheid des Menschen maakt gods regtvaardigheid loflyk, zo wel in het straffen van andere overtreeders, als der Grimmigen zelve. Eerzugtige en booze Menschen worden op elkander losgelaaten, ten einde zy, zonder eenige bovennatuurlyke tusschenkomste, 's Hemels wraake, in hun onderling verderf, volvoeren. Zy mogen zomtyds zamenspannen tegen den Regtvaardigen; doch, dewyl geen vaste of duurzaame band hun kan vereenigen, worden zy, in 't einde, een prooy van jalousy, gekyf en bedrog. Voor een' tyd mag het hun welgaan, en voorspoed hun vergezellen. De Regtvaardigheid des Hemels mag schynen te slaapen; doch, deeze is wakker, en wagt alleen tot dat de maat hunner Ongeregtigheid vol zy. God vertoont zich zelven in de Heilige Bladeren, als zomwylen toelaatende, dat de Boosheid ten hoogsten toppunte styge: ten einde derzelver val te grooter, en te voorbeeldlyker mag weezen. Hy verklaart den Dwingeland van Egypte, waarlyk daarom heb ik 't verwekt, dat is, groot en voorspoedig laaten worden; op dat ik myne kragt aan u betoonde; en op dat men mynen naame vertelle op de gansche aarde.Ga naar voetnoot(†) Het Godlyk Bestuur wordt verheerlykt, in de straffe, voor de werkers der Ongeregtigheid geschikt, zo wel als in de belooning voor de Regtvaardigen weggelegd. Dit is de raadslag, die beraadslaagd is over het gansche land, en dit is de hand die uitgestrekt is over alle volken.Ga naar voetnoot(§) IV. De Grimmigheid des Menschen maakt gods goedheid loflyk. Dit is de minst verwagtte van derzelver uitwerkzelen, en verdient daarom eene breedvoeriger beschouwing. Alle de werkingen van het Bestuur des Opperheers komen eindelyk op Goedheid uit. Zyne Magt, Wysheid, en Regtvaardigheid strekken tot algemeen geluk en orde. Onder de middelen, welk hy ter bereiking van dat einde bezigt, zal men bevinden dat de Grimmigheid des Menschen, door zyn albeheerschend bestuur, eene aanmerkelyke plaats bekleedt. | |
[pagina 498]
| |
In de eerste plaats wordt dezelve van god gebruikt als een nuttig werktuig, om de Deugdzaamen te tugtigen en te verbeteren. De stormen, die eerzugt en hoogmoed onder het Menschdom verwekken, laat hy toe met het zelfde oogmerk als hy onweeren verwekt, om den dampkring te zuiveren van schadelyke dampen, en dat verderf voor te komen, 't welk alle dingen, door eene langduurige rust, zou aantasten. Wanneer de Boozen gelukken in hunne aanslagen, en de magt, welke zy met eene zwaar onderdrukkende hand verkreegen hebben, oefenen, roepen de Vroomen veel ligt uit, in bitterheid van ziele, waar is de heere? Waar is de schepter zyner regtvaardigheid en trouwe? Heeft god vergeeten genadig te zyn? of Ziet hy niet? Is 'er geen kennisneeming by den allerhoogsten? Hunne verdrukkers zyn, in de daad, niets anders dan Dienaars van god ten hunnen beste. Hy bemerkt dat zy bestraffing noodig hebben, daarom verwekt hy vyanden tegen hun, die de overdaadigheid des aanhoudenden voorspoeds beteugelen; en, in de ernstige uuren van verdrukking tot gepaste denkbeelden van hun' pligt, en voorgaande dwaaling, brengen. In dit licht worden de Verstoorders der aarde, dikwyls, vertoond in de Heilige Bladeren, als geessels in. gods hand, om een Volk, gereed tot afwyken, te kastyden. Zy hebben last om wyze en regtmaatige oogmerken, voor hun verborgen, te volbrengen, en als zy dien volvoerd hebben, worden zy te rug geroepen of verdelgd. Hier van hebben wy een opmerkenswaardig voorbeeld in 't gebruik, 't welk god maakte van den Koning van Assyrie, ten opzigte van het Israelitische Volk. Ik zal hem zenden tegen een huichelsch Volk, en ik zal hem bevel geeven tegen het Volk myner verbolgendheid, op dat hy den roof roove, en plundere de plunderinge. Hoewel hy het zo niet meene, noch zyn hart alzo denkt; maar hy zal in zyn hart hebben te verdelgen en uit te roeijen niet weinig Volken. - Want het zal geschieden als de heere een einde zal gemaakt hebben van al zyn werk, op den berg Sion en te Jerusalem, dan zal ik t'huis zoeken de vrugt der grootheid des herten, des Konings van Assyrien, en de pragt van de hoogheid zyner oogen. - Te vergeefsch zoekt dan de Grimmigheid der Menschen zich te verheffen tegen god. Hy zegt door de kragt myner hand heb ik het gedaan, en door myne wysheid: want ik ben verstandig. - Zal eene byl zich | |
[pagina 499]
| |
beroemen tegen dien die daar mede houwt? Zal een zaage pochen tegen dien, die ze trekt?Ga naar voetnoot(*) Alle dingen zullen, zy willen of willen niet, mede werken ten goede der geenen, die god liefhebben. De Grimmigheid des Menschen bekleedt, naar 's Hemels schikking, haare plaats onder de overige. De gewelddaadige vyand, de stoutmoedige overwinnaar, de onderdrukkende dwingeland, komen in den zelfden rang, met hongersnood, pest en overstrooming. Hunne zegepraalen zyn niets anders dan de vervulling van Gods tugtiging; het overblyfzel hunner Grimmigheid zal hy opbinden. Ten tweeden, god doet de Grimmigheid des Menschen medewerken tot heil der Vroomen, door deeze tot een middel te maaken om zyne gunstbetooningen te vermeerderen en te versterken; hun daar door tot hooger eer en roem te doen styge. Waren de Menschlyke zaaken altoos in eenen geregelden loop gelaaten, had het geweld der Boozen geene tegenkanting gebooden aan Godsdienst en Deugd, hoe zouden dan eenige der verhevenste en edelmoedigste werkingen van 's Menschen ziel plaats hebben kunnen vinden? Hoe veele treffende voorbeelden van Moed, Standvastigheid, en Geduld, had de Wereld noit aanschouwd? Welk een ruim veld van Deugden, eigen aan een staat van beroering, was onbebouwd gebleeven? Geesten van een hooger rang, bekleeden een staat van volkomen gevestigde Deugd, welke zodanige beproevingen en verbeteringen niet behoeft. Maar voor ons, die onder de opleiding tot zulk een staat leeven, is het noodig door die vuuroven der beproeving te gaan, op dat wy getoetst, gelouterd en witgemaakt worden. Wy moeten den stryd stryden op dat wy, als overwinnaars, de kroone wegdraagen. De Grimmigheid des Menschen roept ons in het strydperk, tot het betoon van heldendeugden, en tot lydzaamheid, een der grootste cieraaden van 's menschen ziel. Hier door strekken de Geloofshelden, de Belyders en Martelaaren, tot verwondering aller eeuwen, en blinken als lichten der wereld; terwyl de woede en doldriftigheid hunner vyanden, in stede van hun te verdrukken, alleen dienden om hun te hooger in top te heffen. | |
[pagina 500]
| |
Ten derden. De Grimmigheid des Menschen strekt dikwyls om den tydlyken voorspoed der Regtvaardigen te bevorderen. De tusschen beide komende ongelegenheden leggen niet zelden den grondslag van hun toekomend geluk. Het geweld, waar mede de Boozen hun kwaade zaak voortzetten, vernietigt hun eigen doel, en haalt de wereld over op de zyde der Deugdzaamen, die zy vervolgen. De poogingen der kwaadaardigheid om hun zwart te maaken en te schandvlekken, doen hunne Characters te meer afsteeken in 't oog der onpartydige beschouweren. De uitersten, waar toe zy gebragt worden door onregtvaardigheid en verdrukking, wekken hun moed en werkzaamheid op; en geeven dikwyls gelegenheid tot zulke moedige poogingen in het regtmaatig verdeedigen hunner zaake, dat zy de verdrukking ontworstelen, en deeze in voorspoed eindigt. Zelfs in gevallen, dat de Grimmigheid des Menschen over den vreedzaamen en den regtvaardigen schynt te heerschen, word deeze, in den eindelyken uitslag, een zegen. Hoe veelen hebben reden gehad om dankbaar te zyn, dewyl zy door hunne vyanden te leur gesteld werden, in het voortzetten van oogmerken, die zy met allen ernst behartigden; doch, welker welgelukken zy van agteren zien, dat hun ten val zou gestrekt hebben. Wie wys is, zal deeze dingen waarneemen, en verstandig letten op de Goedertierenheden des Heeren.Ga naar voetnoot(*) Terwyl de Grimmigheid des Menschen, in deezer voege, god loflyk maakt, door de voordeelen, welke zy deugdzaame Menschen, als persoonen op zichzelven aangemerkt, bezorgt, vertoont zich de Godlyke hand even zigtbaar in dergelyke uitwerkzelen, welke zy moet voortbrengen voor Volken en Maatschappyen. Wanneer oorlogen en onlusten de Aard beroeren, wanneer partyschappen woeden, en inwendige verdeeldheden eertyds bloeiende Koningryken aantastten, schynt de Voorzienigheid, in den eersten opslage, de zaaken aan de verkeerde schikking der Menschlyke Driften te hebben overgegeeven. Nogthans ontstaat uit het midden deezer verwarring dikwyls orde, en uit deeze onheilen duurzaam voordeel. Door welke schokken worden de | |
[pagina 501]
| |
Volken opgewekt uit den gevaarlyken slaap, waar in streelende weelde, langduurige vreede, en aangroeiende verwyfdheid van zeden hun zuste. Zy ontwaaken, om hunne waare belangen te zien: en worden aangezet tot het neemen van gepaste maatregelen te hunner beveiliging en bescherming tegen alle hunne vyanden. Ingewortelde vooroordeelen legt men af, verborgene oorzaaken van gevaar ontdekt men. De zugt tot welweezen des Lands word wakker, en men vormt zich wydstrekkender inzigten van Volksgeluk. Het bederf, waar aan elk staatsbestuur zich vindt blootgesteld, wordt niet zelden verholpen door eene gisting in het lichaam van den staat, even als eene ziekte schadelyke vogten ontlast. Onderneemingen, tegen een wyze en wel ingerigte Staatsgesteltenis aangewend, versterken dezelve niet zelden, en de wanordes van ongebondenheid en partyschappen leeren de Menschen de zegeningen van rust en wettige bescherming op beter en hooger prys stellen. Ten vierden. De Grimmigheid des Menschen, wanneer dezelve losbarst in vervolging van den Godsdienst, maakt de goedheid gods loflyk, door behulpzaam te weezen in het bevorderen der waarheid, en het voortplanten van den Godsdienst. De Kerk van god is, van den beginne af, niet geheel ontheeven geweest van de boosheid der wereld, en bloeide in die eeuwen, wanneer zy 't meest daar van te lyden hadt, het meeste. Vrugtloos vereenigde zich de staatkunde en woede der Menschen, om dat Hemelsch licht uit te dooven. Schoon alle vier de winden daar tegen aanwaaiden, het schitterde daar door te helderder, het brandde te hooger, veele wateren konden het niet uitblusschen, alle vloeden het niet dempen. De standvastigheid en moed der geenen, die voor de waarheid leeden, deeden het getal der bekeerlingen sterker aanwassen, dan de schrik en wreedheid der Vervolgeren het verminderde. Dus werd de Grimmigheid des Menschen tegen zich zelve gewend, en tot vernietiging van haare eigene raadslagen: even gelyk de golven, tegen een rots met kragtloos geweld aangeslaagen, de onbeweegbaare vastheid daar van ondervinden, en zichzelve aan den voet te barsten stooten. Ik zal hier nog maar één voorbeeld byvoegen, ten bewyze hoe de Grimmigheid des Menschen god loflyk maakt, | |
[pagina 502]
| |
door hoogstheilzaame einden voor het Menschdom te bevorderen. Nimmer verbeeldde zich de woede en de kwaadaartigheid der Boozen, dat zy een volkomener overwinning behaald hadden, dan in den dood van jesus christus. Wanneer zy hun oogmerk bereikten, om hem als een Boosdoender te doen sterven, vertrouwden zy, dat ze zynen naam uitgedelgd, en zyne navolgers voor altoos tot zwygen gebragt hadden. Merkt op, hoe kragtloos de poogingen van 's Menschen Grimmigheid zyn tegen het besluit des Hemels! Alles, wat zy poogden om verre te werpen, bouwden zy ten kragtdaadigsten op De dood van christus was de bron van het altoosduurend leeven der Geloovigen. Het Kruis, waar aan hy met schynbaare schande stierf, werd voor hem een standaard van eeuwige eer, het teken waar onder zyne navolgers verzamelden en zegepraalden. Hy, die, naar zyn welgevallen, het overblyfzel van de Grimmigheid des Menschen opbindt, liet de woede van 's Heilands vyanden tegen hem niet anders toe, dan het geen Hy voorlang beslooten, en door zyne Propheeten voorspeld hadt. Zy wrogten allen zamen om het tooneel van christus lyden volkomen te doen gelyken, naar het voorberaamde en afgemeete plan der Godlyke genade en goedheid: elk hunner hadt zyn aandeel om dit groot werk uit te voeren, 't geen niemand hunner in 't minst verstondt of dagt te bevorderen. - Een zoo opmerkenswaardig voorbeeld als dit, ons in de Schriftuure opgeleverd, van de Grimmigheid des Menschen, de oogmerken des Hemels volbrengende, moeten wy menigmaal overweegen; het strekt ten voorbeelde van de handelwyze der Voorzienigheid in veele andere gevallen, waar wy zo veel lichts niet hebben, om de wegen daarvan te ontdekken. Door het bybrengen deezer byzonderheden wordt de Leer van den Psalmdichter ten volle bekragtigd. Wy hebben gezien, dat de ongeregeldheden, die de Driften der Menschen in de wereld veroorzaaken, schoon ze voortkoomen uit het bederf der Menschelyke natuur in den gevallen staat, nogthans, door de Voorzienigheid, zo geregeld worden, dat ze tot eere en heerlykheid strekken van Hem die 't al regeert. Zy vertoonen aan de Wereld de Godlyke Volmaaktheden in de bestuuring des Heelals. Zy dienen hier tot de zedelyke en Godsdien- | |
[pagina 503]
| |
stige bevordering der Menschen. Door eene heimlyke strekking bevorderen zy het welweezen der geenen, op wiens verderf zy het gemunt hadden. Zekerlyk, ô god, zal de Grimmigheid des Menschen u loflyk maaken; het overblyfzel der Grimmigheid zult gy opbinden. Zy is in uwe hand: en gy laat ze noit zonder gewigte of maate. Zy is wild en ontembaar van natuure; doch gy temt ze. Zy is blind en stout in 't voortvaaren; doch gy bestuurt ze. - Zy zoekt steeds de banden te verbreeken; maar gy bedwingt ze, en doet alle overmaat van woede wyken. - Laat ons, eindelyk, zien wat wy uit de overweeging van deeze handelwyze der Voorzienigheid te leeren hebben, In de eerste plaatze leidt dit ons op tot eene Godsdienstige erkentenisse van gods hand in alle de lotgevallen der wereld. In den gewoonen loop der menschlyke zaaken, zien wy een vermengd en woelig tooneel; de Driften der Menschen verscheidenlyk gedreeven; nieuwe verwisselingen doen zich dagelyks op. Vrede en oorlog wisselen elkander af; de staat van byzondere persoonen ryst en daalt, Koningryken en Volken deelen in dien zelfden ommekeer. Indien wy, in dit alles, alleen letten op de werking der uitwendige oorzaaken, en de enkele omwenteling der gebeurtenissen, zien wy niets meer dan het onbezielde gedeelte der natuure: wy blyven staan by 't oppervlak der dingen: wy beschouwen het groot tooneel, voor ons opgeschooven, niet met de oogen van verstandige en redelyke weezens. Het leeven en de schoonheid des Heelals ontstaat uit de beschouwing van die Wysheid en Goedheid welke alles bezielt en bestuurt, en alle de deelen tot één groot oogmerk doet zamenwerken. 'Er bestaat een eeuwige Geest, die alle deeze raderen in beweeging helpt, terwyl hy zelve altoos in rust blyft. Niets is ledig van god. Zelfs in de Driften der Menschen is hy te vinden, en daar zy meenen zich zelven te bestuuren, worden zy geleid en bedwongen door zyn hand. Welke staatlyke gedagten en Godvrugtige bedenkingen moet dit inboezemen, wanneer wy, den loop der aardsche dingen nagaande, niet alleen letten op de daaden der menschen, maar op de wegen van god en ons zelven, en alle onze belangen aanmerken als in zyn Opperbestuur beslooten! In de tweedeplaatze, moet de Leer, thans overwoo- | |
[pagina 504]
| |
gen, ons te rugge houden van het bedillen der Voorzienigheid, ter oorzaake van eenige schynbaare onregeldheden en rampspoeden, die in de wereld stand grypen. De verscheide voorbeelden door ons bygebragt, waar in menschlyke Drift en Boosheid dienstbaar gemaakt worden om wyze en nutte einden te bereiken, geeven ons alle reden om te besluiten, dat, in alle gevallen van schynbaar kwaad, dergelyke einden bedoeld worden. Dit moest ons te vrede stellen, zelfs wanneer de uitzigten allerduisterst en moedbeneemendst zyn. De ontwerpen der Godlyke Wysheid zyn te uitgestrekt, om door ons ten vollen uitgeoogd te worden, wy zien alleen een gedeelte, en vinden ons dikmaal buiten staat om het geheel te beoordeelen. De weg van god is in de zee, zyn pad in de groote wateren, zyne voetstappen zyn niet bekendGa naar voetnoot(*). Maar, schoon gy hem niet zult aanschouwen; daar is nogthans gerigte voor zyn aangezigte, wagt gy dan op hemGa naar voetnoot(†). Gelyk in de natuurlyke wereld geene weezenlyke wanschapenheid gevonden wordt, en niets of het dient tot cieraad of nut, zo strekken, in de zedelyke wereld, de ongeregeldste en vreemdste verschynzels, langs den eenen of anderen weg, tot orde van 't geheel. Het Opperweezen weet, uit de tegenovergesteldste en strydigste beginzelen, algemeene zamenstemming te doen gebooren worden: en doet de hardste en kwaalykst zamenstemmende toonen tot zynen lof klinken. Gelyk hy het schoone wereldstelzel uit verscheide en strydige hoofdstoffen gevormd heeft, zo heeft hy, door zyne Voorzienigheid, zulk eene eenheid van de verscheide belangen, en nog tegen elkander strydige Driften der Menschen, verwekt, dat zy alle zamenwerken tot zyne eere, en medewerken tot het algemeen welweezen. - Hoe oneindig is die Wysheid welke zulke oneindige verscheidenheden en tegenstrydigheden in haar plan zamenvoegt! Hoe magtig is die hand, die de goeden en de kwaaden, de werkzaamen en de ledigen, de vrienden en vyanden der waarheid, naar zyn wil buigt: alles verpligt tot zyne eer te werken, schoon van elkander verdeeld door veelvuldigheid van bedoelingen; en dikwyls van zich zelven verschillende; en terwyl zy allen vry werken, nogthans, | |
[pagina 505]
| |
door een heimlyken invloed, hun op zyn wenk draagt. ô Diepte des rykdoms beide der wysheid en der kennisse van god! Hoe ondoorzoeklyk zyn zyne oordeelen! hoe onnaspeurlyk zyne wegenGa naar voetnoot(*)! In de derde plaats, zien wy, uit het gezegde, hoe veel reden wy hebben tot onderwerping aan de besluiten des Hemels. Welk onheil ons bejegene door de Grimmigheid des Menschen, wy hebben rede om te gelooven, dat het ons niet te vergeefs overkomt. Te midden van menschlyk geweld en verdrukking, zyn wy niet aan de nukken van het blind geval overgelaaten. Hooger uitzigten worden 'er mede bedoeld. Wyze en goede oogmerken zullen bereikt worden. God zet altoos zyne bedoelingen voort, en indien deeze op zyne Eere uitloopen, die altoos het zelfde is met het geluk der Regtvaardigen, hebben wy dan geene genoegzaame reden, tot een bedaard en vreedzaam berusten. Hier uit ontstaat ook, om te besluiten, eene allerkragtigste drangreden, om, met onbezweeken yver, de gunst en bescherming des Almagtigen te zoeken. Indien zyne ongunst ons over 't hoofd hangt, zyn, met reden, alle dingen rondsom ons, een schrik. Want tegen hem kunnen wy niets doen. Alles in de natuur staat hem ten dienste. Schriklyk kan de Grimmigheid des Menschen weezen, als hy dezelve tegen ons loslaat. Aan Hem, niet aan ons, staat het die te bedwingen. Maar leeven wy onder zyne minzaame bescherming, dan is alle Grimmigheid des Menschen ontwapend. Indien hy voor ons is, wie kan dan tegen ons weezen? Dat wy de maatregelen volgen, welke hy ons heeft voorgeschreeven, om zyne genade door Geloof, Bekeering, en een heilig Leeven te verkrygen, en wy zullen geene rede hebben om te schrikken voor kwaade tydingen; ons hart zal wel gevestigd zyn in den Heere uwen god. Wanneer de Godsdienstige vrees voor god onze harten heeft ingenomen, dryft dezelve alle laage Menschenvrees buiten, en deeze word het beginzel van sterkte en grootmoedigheid De heer is een schild en rondasse, voor die hem dienen. Wanneer hy opstaat, zullen zyne vyandan als kaf voor den wind verdwynen. Hy geeft sterkte en overwinning zynen Volke en bekleedt hun met heil. De Grimmigheid des Menschen zal hem loflyk maaken, en het overblyfzel der Grimmigheid zal hy opbinden. |
|