| |
| |
| |
Aanmerkingen over den invloed der mode.
(Uit het Engelsch.)
Menschen, die, door den verheeven leevensrang, waar in zy zich geplaatst vinden, ontheeven zyn van de bepaalingen eens handeldryvenden ommeslags, en het waarneemen eens beroeps, begeeven zich veelligt in eene vrywillige slaaverny, door in dienst der Mode, eene Dwinglandesse, te treeden. Bedryven, uit eigen aart aangenaam en onschuldig, moeten zy, hoe zeer ook tot dezelve genegen, laaten vaaren: om dat de grilligheid eens aanzienlyken characters dezelve door zyn voorbeeld afkeurt. Gelyk de domste dieren worden zy in denzelfden kring rondgedreeven: ééns daar buiten te wyken zou hun blootstellen aan eenen allerverschriklyksten schendnaam. Men zou het kunnen dulden, verkwistend, buitenspoorig, onmaatig, ja zelfs snood genaamd te worden; maar wie kan den naam van ouderwets draagen.
Lieden naar de Mode, eens met dien hoogloflyken eertytel verwaardigd, maaken eene kleine Wereld op zichzelven uit, en leeren op alle anderen, als weezens van eene ondergeschikte natuur neder te zien. Men vraagt, derhalven, natuurlyk, waar in deeze Meerderheid bestaa? Deeze komt niet voort uit Geleerdheid: want de Ongeleerdsten dingen na dezelve, en hun eisch, wordt ingewilligd; deeze heeft haaren grond geenzins in Deugd; want de veragtlykste snoodaarts worden niet buiten geslooten. Rykdom, Schoonheid, Geboorte, en fraaiheid van Zeden, maaken hier toe iemand op zichzelve niet bevoegd; naardemaal veelen dezelve genieten, die geen aanspraak op een dier voordeelen hebben. Het schynt dus eene verbintenis van eenigen te weezen, die overeenkomen om elkander te volgen, en, by meerderheid van stemmen, met een onverdraaglyken trots staande te houden, dat alles, wat zy doen, welvoeglyk, en alles, wat zy zeggen, verstandig is; dat hunne gekoozene kleeding wel staat, dat hunne Zeden beschaafd zyn, dat hunne huizen, huiscieraaden, en verdere toestel, alles aan den eersten smaak, en de regelen der waare schoonheid, beantwoorden. Allen, die zich niet binnen de perken huns grondsgebieds begeeven, veroordeelen zy met een onfeilbaar gezag tot eene altoosduurende nietsbeduidenheid. Zy monsteren hun uit als Menschen, die niemand kent, als de heffe des Volks, als gebooren om hunnen hoogmoed ten dienste te staan, en de behoeften hunner weelde te verschaffen.
Hoe ongegrond de eischen deezes Bondgenootschaps ook mogen weezen, spaart men geene moeite, om 'er, als lid, in te worden aangenomen. Ten dien einde verkwist de onbedagte Jongeling zyn vaderlyk erfgoed, en vernielt zyne gezondheid. Ten dien einde laat men den bloem der maagdlyke onschuld en schoonheid
| |
| |
verwelken in de nagtgezelschappen en aan de speeltafels. Ten dien einde verdraagt men gewillig het verlies van braafheid en openbaare schande. Veelen houden het voor een onwrikbaaren stelregel: ‘het is beter uit de Wereld te gaan dan niet naar de Mode in dezelve te leeven.’
Indien deeze onderscheiding, met de daad, hoog te schatten is, indien het geluk of ongeluk des leevens afhangt van deeze te verwerven of te missen, dan zyn duizenden, die de eenvoudiger paden des leevens bewandelen, voorwerpen van het innigst medelyden. Men moet eenigen troost zoeken voor het grootste getal der Maatsch ppye, die nooit de hoflugt gerooken, nooit hunne middelen van bestaan in de war gebragt, en nimmer hunne gezondheid bedorven hebben, om deeze roemryke verheffing te erlangen. Misschien zullen zy, op eene onpartydige beschouwing, zien, dat deezen in waarheid dat geluk bezitten, 't welk de trotsheid zichzelven toeëigent, en nogthans alleen schynt te verkrygen.
Menschen in den Middelbaaren staat, zyn de deugdzaamsten, de verstgevordersten, en best in staat om de vermaaken en voordeelen te genieten, die het Menschdom op deeze wereld ten deel vallen. Geen van de minste bestaat hier in, dat zy zich ontheeven vinden van de noodzaaklykheid, om nauwkeurig te letten op alle die pligtpleegingen, die de aandagt der lieden van hooger Rangen, geheel en al in, en hun tyd, wegneemen, zonder eenige daar aan geëvenredigde voldoening. Horatius, veel min beroemd door zyn geboorte en rang, dan door de fraaiheid zyner zeden, was gewoon zichzelven geluk te wenschen, dat hy op een kleinen Muilezel, zonder uitgelachen of gestoord te worden, kon ryden na de verstgelegene Stad in Italie, terwyl zyne Mecenassen nauwlyks één stap konden doen, zonder al de pragt huns grooten nasleeps ten toon te spreiden. Het stuk der Kleeding alleen, 't geen, kostbaar en naar den eersten zwier zynde, de aandagt en arbeid van veele uuren vordert, wordt eene bedroevende taak voor allen die wenschen hun tyd, met eere, met vordering, met vermaak, en de mogelykheid van eene genoeglyke herdenking, te besteeden.
Staatlyke Bezoeken, waar over elk een klaagt, en waar aan nogthans, ieder een, zich eenigermaate onderwerpt, zyn volstrekt noodzaaklyk om de éénigheid te bewaaren van het Bondgenootschap der Mode. Hoe veelvuldiger ze zyn, hoe loflyker. Veroorlofd te worden, vyf minuuten by iemand te slyten, of een kaartje te laaten aan de huizen van de aanzienlykste inwoonders in de beste straaten der Stad, is een geluk, 't geen ten vollen al de moeite eener lange toerusting voldoet. Een trein van Koetzen te zien, die elkander als by de deur verdringt, het gevloek der Koetziers te hooren, zyn aangenaamheden, waar van een eenvoudig Landbewooner maar luttel denkbeeld heeft; doch op het streelendst de fyne aandoeningen gaande maaken der lieden van fy- | |
| |
ner leem gevormd, en met den naam van Lieden naar de Mode verëerd.
Van deezen zwaaren overlast is de Man, die na zulk eene eere niet dingt, gelukkig bevryd. Hy bezoekt zyn Vriend, om dat hy waarlyk genegenheid voor hem heeft, en wordt met hartlykheid ontvangen. Den tusschentyd, als hy geen gezelschap ziet, kan hy der Letter-oefeningen wyden, of zich op eene andere wyze onschuldig verlustigen: want de verkeering met zyn Vrienden vordert al den voorbereidenden ommeslag niet van Modische staatlykheid. De ongedwongene vermaaken eener gulle en openhartige verkeering genietende, ziet hy met een medelydend oog aan, de gedwonge staatlykheid der Grooten, en verfoeyt de losbandigheden der Ligtmissen.
De Uitwerkzels der Mode leveren een zeer vreemd verschynzel op in de-Zedelyke Wereld. Deeze kan leelykheid in schoonheid, en weerkeerig schoonheid in leelykheid hervormen. Wanneer wy, in eene zaal met schilderyen behangen, de kleeding der Persoonen opmerken, geraaken wy gereed in verzoeking, om den aanstootlyken smaak onzer Grootvaderen en Grootmoederen wel hartig uit te lachen, en het lydt, ondertusschen, geen den minsten twyfel, of men hieldt dezelve, ten hunnen tyde, schoon en welvoeglyk, terwyl de Kleeding des nu bedillenden en belachenden aanschouwers, toen even bespotlyk zou voorgekomen weezen.
Staande het korte tydperk van eens Menschen leeven, zyn de wisselingen van smaak zeer opmerkenswaardig; lange of korte kleederen, groote of kleine gespen, een hoog of laag kapzel, zyn, elk op hunne beurt, binnen het verloop van eenige weinige jaaren, gepreezen of gelaakt. Gewoonten, Boeken, Dicht- en Bouwkunde, en het aanleggen van Lusthoven, ondergaan denzelfden lotwissel. De heerschende smaak wordt, op dien tyd, verondersteld, een volmaakten smaak te weezen; eenige weinige jaaren verloopen 'er, en dezelve word voor hoogst gedrochtlyk uitgekreeten: men neemt een' nieuwen aan: deeze geraakt even ras in onbruik: en de oude wordt, door de grillige omwentelingen van den nieuwigheid zoekenden geest, weder ter baane gebragt en ingevoerd.
Zeker is 'er een regelmaat van rechtheid in zeden, van welvoeglykheid en smaak: doch deeze valt ligter te ontdekken dan te bewaaren. De ydelzinnigheid der Grooten en Ryken zal altoos na nieuwe Modes haaken, in die opmerking, waar op zy oordeelt aanspraak te hebben, tot zich te trekken. De mindere Rangen, zullen hun, zo ras zy de nieuwigheid ontwaar worden, navolgen. Of het regt, dan verkeerd, schoon, of mismaakt zy, in het weezen der zaake, maakt het geen verschil. De Meerderen hebben het voorbeeld gegeeven, en gezag zal, ten allen tyde, de ongerymdheid dekken. Een hoed, een rok, een schoen, enz. door een aanzienlyk Man gedraagen, wordt terstond, welk eene gedaante
| |
| |
dezelve ook hebbe, schoon, en welhaast zo algemeen, dat dê Voorstanders der Mode zich genoodzaakt vinden, iets anders te verzinnen.
Men moet, in de daad, toestemmen, dat, zo lang de Mode haare eigendunklyke magt oefent in zaaken, die niet tot Zedebederf strekken, of den smaak in de Kunsten verbasteren, zy geduld moge worden om met onbegrensd gezag te heerschen. Doch het ongeluk wil, dat zy, even als andere Gezagvoerders, zich indringt op plaatzen waar zy geen ander dan een overweldigend gezag heeft. De veranderingen, welke zy dagelyks invoert in de kleeding, dienen tot bevordering des Koophandels. De grilligheden der Ryken schenken voedzel aan de armen. De verscheidenheid, en de onophoudelyke nieuwigheden, veroorzaakt door de wisseling der Modes in uiterlyken toestel, brengen het haare toe, om den zodanigen, wier rykdom en persoonlyke nietsbeduidendheid, hun beletten om weezenlyker en redelyker bezigheden te vinden, te behaagen, en onledig te houden. Maar, wanneer dezelfde grilligheid, die heerschappy voert in de Kleederkamer, zich tot het Boekvertrek uitbreid; wanneer de Wetgeefster op een Assemblée, in de Schoolen, in den Godsdienst, in de Opvoeding, haare Wetten voorschryft, is het hoog tyd, dat de Rede haare regten handhaaft tegen de inbreuken der Dwaasheid.
Doch zo groot is de toverkragt des invloeds van een algemeen voorbeeld, dat zy, die de welonderweezenste Rede bezitten, de Mode, dikwyls, met eene blinde gehoorzaamheid, volgen. De Geleerde Wysgeer laat zich door dien snelvlietenden en alles mederukkenden stroom wegsleepen. Zonderling te weezen is tegenwoordig even 't zelfde als zich ten doel te stellen voor de schigten van smaad en kwaadaartigheid. Gemakshalven, worden de Menschen, derhalven, vervoerd, om zich in den algemeenen drang te begeeven, aan welken zy, zonder te gelukken, doch niet zonder beschadigd te worden, wederstand zouden bieden. Inschiklykheid is wysheid, waar tegenstand vrugtloos zou weezen.
Wat de onderscheiding betreft, na welke Lieden van de Mode dingen, 't is zeker, dat zy, die door rang, door middelen, en eene daar aan beantwoordende opvoeding, verheeven zyn, zich dikwyls onderscheiden, door eene byzondere fraaiheid van Zeden, uit hunne verkreegene bekwaamheden herkomstig. Maar deeze behoort geen hoogmoed te baaren, noch hun de zotheid in te boezemen om zich van de rest des Menschdoms te onderscheiden. Veel eer moet deeze hun een geest van goedaartigheid instorten, en opleiden om het geluk van anderen te bevorderen, in vergelding voor de gunstbewyzen der Voorzienigheid, die hun deeze meerdere voordeelen schonk, zonder dat zy dezelve verdiend hadden. Zy behooren zich verzekerd en vast te houden aan deezen grondregel: ‘Dat de grootste Menschenvriend, de rechtschaapenste Heer is.’ |
|