tyd zal moeten leeren, hoe 'er de verzamelaars in zullen slaagen. Zy geeven, met dit eerste Deel, tot eene proeve van hunnen arbeid, twee uit het Hoogduitsch vertaalde Stukjes van die natuur. Het eerste, getyteld, veel leven om niets, of de onschuldige Echtgenote, schetst ons eene opgevatte jaloerschheid, by mangel van een behoorelyk onderzoek: en het tweede, dat en opschrift heeft, het Duël, of het jong getrouwde Paar, brengt ons het haatlyke der Tweegevegten, gegrond op een valsch begrip der waare Eer, onder het oog. Beide deeze Stukjes zyn zeer wel geschikt tot het bedoelde einde; als op zodanig eene wyze ingerigt, dat ze te gelyk leeren en vermaaken. Hiernevens heeft men gevoegd een Tooneelspel, dat den naam draagt van den Norssen Minnaar, naar een Fransch Stuk gevolgd; 't welk bovenal strekt, om de scha elyke gevolgen eener verwaarloosde Opvoedinge af te maalen. Men heeft dit laatste, schoon te uitvoerig voor een Naspel, in dit Deel plaats gegeeven, op verzoek van eenige bekenden: en niemand zekerlyk heeft regt, om den Heeren die vryheid te betwisten; dan wy zouden 't egter niet raadzaam oordeelen zodanige verzoe en wat dikwils in te volgen, om dat het niet beantwoordt, aan 't byzondere doelwit deezer Verzamelinge. Voor 't overige gelieven ze 't ons niet ten kwaade te duiden, dat wy hun raaden, in de keuze van die soort van Tooneelspellen, vooral in 't oog houden, dat ze zig wagten voor stukken, waar in de characters al te buitenspoorig zyn om waarschynlyk te weezen Men duldt wel, dat de characters wat sterk zyn in vertooningen van die natuur; men beschouwt zulke bedryven wel met toegeevendheid, en schept 'er zelfs zomtyds vermaak in; maar als ze egter overdreeven worden, en volstrekt tegen de waarschynlykheid aandruischen, dan komt 'er het gezonde Verstand te sterk tegen op, om 'er iets uit te leeren, of 'er zig mede te vermaaken. In
de twee eerste Stukjes is ons niets van dien aart voorgekomen, dat weezenlyk kwetst; maar in het laatste Tooneelstuk is het character van Karel Morinzer, onzes agtens, daarvan niet vry te spreeken: men kan zig zulk eene verregaande buitenspoorigheid niet wel daadlyk verbeelden: doch de bedoelde Zedeleer is gegrond.
Een Mensch, wiens jeugd niet vroeg, door de onvermoeide vlijt
Der oudren, word gevormd, die niet zig zelv' bestrijdt,
En, door der reden kragt, zijn ligt ontstoken zinnen
En driften zonder tal leert dwingen en verwinnen,
Die zal (ondanks zijn hart aan 't grievende venijn
Der driften steeds ten prooi, staag ongelukkig zijn.