Fabelen en Vertelzels, naar de nieuwste en beste Hoogduitsche Dichters, door Hendrik Riemsnyder. In 's Gravenhaage, by J.H. Munnikhuizen en C. Plaat. Behalven het Voorberigt, enz. 192 bladz. in gr. octavo.
Uit een aantal van Hoogduitsche Dichters, die, door hanne geestige Fabels en Vertelzels een algemeenen lof behaald hebben, heeft de Heer Riemsnyder eenige Stukjes van die natuur uitgekoozen, welken hy in onze Nederlandsche Spraak overgebragt heeft, met oogmerk, om, zo zyn arbeid mogte behaagen, nog één deeltje op die wyze het licht te doen zien. Zyne oordeelkundige keuze is leerzaam, en de manier van uitvoering gevallig; des wy niet twyfelen, of de Leezers, die dit gedeelte met nut en vermaak zullen doorbladeren, zullen met ons wenschen, dat hy aangemoedigd moge worden, om zynen arbeid voort te zetten. Men oordeele hierover eenigzins uit het volgende vertelzel van den Priester en den Kranken.
Een zwaare Pest heerschte in een' sterk bevolkte Stad;
De Priesters wierden heesch, Doodgravers afgemat;
't Getal der Kranken groeide, en vulde baar bij baaren.
Geslagten stierven uit, zeer veelen jong van jaaren,
En veelen oud; maar oud en jong met tegenzin.
Een Priester trad toen eens een schaam'le wooning in.
Hier lag een Grijzaard, met gevouwen dorre handen;
Zijn bed was kaf van stroo, zijn waakers kaale wanden;
Twee Zaagen en een Bijl was al zijn haave en goed.
Vriend, sprak de zorger voor zijn ziel, houd goeden moed!
Der waereld kerker word U spoedig thans ontslooten,
Gij hebt meer kwelling dan vermaak daarin genooten.