| |
Beschryving, door J.H.v. Swinden, Hoogleeraar in de Wysbegeerte op 's Lands Hooge Schoole te Franeker, Lid van verscheide Genootschappen, enz. van een Konststuk, verbeeldende een volledig beweeglyk Hemels-Gestel, uitgedagt en vervaardigd, door Eise Eisinga, Mede Raad in de Vroedschap der Stad Franeker. Te Franeker by D.v.d. Sluis en D. Romar 1780. Behalven het Voorwerk 124 bladz. in gr. octavo.
Eise Eisinga, de vervaardiger van het bovengenoemde Kunststuk, tot wiens lof de Hoogleeraar van Swinden deeze beschryving opgesteld heeft, ten einde den Man naar verdienste meer bekend te doen zyn, wordt ons, ten aanzien van zyne kundigheden, voor en onder het maaken van dit Hemels Gestel, indeezervoege beschreeven. ‘Hy bezit alleen die kundigheden in de grondbeginzelen: der Wis- en Sterrekunde, welke men zomtyds by de Liefhebbers dier Weetenschappen aantreft: maar hy had nimmer eenige handleiding tot de
| |
| |
beschouwende of werkdadige Werktuigkunde gehad; van niemant, hoe genaamd, eenige hulp genooten, nimmer of Planetarium, of beschryving, of teekening van Planetarium gezien, of boeken, over deeze stoffe handelende, geleezen.’ - Desniettegenstaande heeft hy een zo kunstig beweeglyk Hemels-Gestel uitdagt, berekend en vervaardigd, dat het ter verwonderinge strekke van allen, die het beschouwen, en in staat zyn om over deszelfs kunstryken toestel te konnen oordeelen. 's Mans verdiensten een deezen opzigte worden, door de beschryving, die de Hoogleeraar 'er van geeft, in 't rechte daglicht gesteld; en tevens strekt dit Geschrift, om den geenen, die het zelve aan 't huis van den Maaker bezien, eene handleiding te verleenen, ter betere inagtneeminge van al het merkwaardige dat 'er zig in opdoet; ten einde men de verwonderlyke kunst, die zig in alle deszelfs deelen, en derzelver onderling verband, opdoet, te juister gade te slaan. Op de beschryving alleen kan men niet nalaaten van zich te verwonderen over des Maakers natuurlyk vermogen en aangewende vlyt: dit alleen is reeds genoeg, om eens ieders boezem met hoogagting voor hem te vervullen, en de Liefhebbers hartlyk te doen wenschen, dat een Man van die bekwaamheid verder aangemoedigd moge worden: en 't is gereedlyk te bezeffen, dat zodanige aandoeningen, als 'er op het leezen van dit Geschrift ontstaan, nog merkelyk moeten toeneemen, wanneer men 't Kunststuk zelve beschouwt. - Laat 'er ons eenigermaate eene proeve van neemen, door onze verbeeldingskragt te hulp te roepen, onder het nagaan der algemeene Schetze van het geheele Kunststuk, by welker mededeeling, de Hoogleeraer ons het zelve, als 't ware, in des Kunstenaars wooning onder 't oog brengt.
‘Het Vertrek, zegt hy, waarin het Konststuk staat, en tot welk het als behoort, is een langwerpig vierkant, dertien voeten breed en ongeveer zestien lang. De schoorsteen is in 't midden van twee schuifraamen; en de zyde over de schoorsteên is zeer netjes betimmerd, met eene bedstede in 't midden, en eene kas aan weerskanten. De ruimte boven de deuren der kassen en de bedstede is met drie paneelen voorzien; het middelste en grootste, dat boven de Bedstede is, word van de twee anderen, door twee pylastertjes, gescheiden.
| |
| |
De Kamer heeft eene dubbele zoldering; de eere, die op de Balken ligt, en in de Kamer niet te zien is; de andere vyf a zes duimen van de Balken af, zo dat 'er zich geen Balken in de Kamer vertoonen. Deeze zoldering is effen. Het eigenlyk gezegd Planetarium is aan dezelve gehecht, en het raderwerk in de gemelde ruimte, van vyf of zes duimen, verborgen. Zie hier hoe zich alles vertoont, wanneer men voor de schoorsteen, of in 't midden der kamer, staat.
De Oogen naar boven slaande, ziet men een Planeetgestel, op 't welk alle de Planeeten, zich rondsom de Zon, in derzelver waare tyden en betrekkelyke afstanden, beweegende, vertoond worden, en boven dien de Maan, die in ééne maand, zo wel om haaren As, als om de Aarde draait, en teffens met de Aarde in één jaar om de Zon gevoerd word. De Planeeten zyn alle Bollen, van welke de halve oppervlakte verguld is, welke vergulde zyde naar de Zon gekeerd is. De styltjes, op welke die Bollen gevestigd zyn, gaan door sleuven, in de zoldering cirkelswyze gesneeden. Saturnus beweegt in eenen cirkel van tien voeten middellyn. Deeze Cirkel word door eenen anderen omringd, op welken een Wyzer de schynbaare plaats en beweeging der Zon, mitsgaders de Teekenen, Maanden en Dagen aanwyst.
Verder naar de Bedstede treft men op dezelfde zoldering drie Cirkels aan. Op den rand van den middelsten, die twee voeten in middellyn beslaat, zyn de naamen der zeven dagen van de Week geteekend, en ieder dag is in vier- en twintig uuren zeer zigtbaar verdeeld. Een Wyzer, die in zeven dagen eens rond draait, wyst iederen dag en ieder uur deszelven aan. In de ruimte tusschen den rand en 't middelpunt is eene sleuf, in welke men het jaargetal ziet. Dit getal blyft een geheel Jaar staan, en verandert 's nagts van den 31 December op den eersten January daar aan volgenden; zo dat men met het begin des jaars een nieuw getal aantreft.
Aan de regterhand van deezen Cirkel is 'er een, waarop de plaats van den klimmenden Knoop der Maan aangeweezen word, en aan de linkerhand een ander, die tot aanwyzing van het Verste-punt der Maan dient.
Boven de Bedstede, in het middelste paneel, treft men een schoon Planisphaerium of Hemelsplein aan, door
| |
| |
eene Horizont of Gezichteinder van 18 duimen omringd. De rand der Horizont is in uuren verdeeld. Op het Hemelsplein zyn de voornaamste Sterren geteekend, en ook eene in Teekenen verdeelde Ecliptica, op welke zich een Zonnetje beweegt. Het Hemelsplein doet dagelyks met de Zon ééne omwenteling, en de Zon doorloopt bovendien de Ecliptica in één Jaar. Men ziet derhalven op ieder oogenblik des daags de plaats der Zon in den Hemel, en 's morgens en 's avonds de plaats, en het uur, van haaren Op- en Ondergang. Ook word men de standplaatsen, den Op. en Ondergang der voornaamste Sterren, die te Franeker gezien kunnen worden, alle oogenblikken des daags en des nagts, gewaar. Om de Sterren te gemaklyker in den Hemel, 't zy door haare regte opklimmingen, 't zy door haare afstanden van de agt voornaamste streeken van 't Compas, te kunnen vinden, na dat men ze op het Hemelsplein gezogt heeft, gaan en naar de Horizont, uit het Middelpunt van het Hemelsplein, eenige regte Uurlynen; en uit het Toppunt eenige kromme Lynen, die de gemelde streeken verbeelden; zynde alleen de Meridiaan, zo als het behoort, regt.
Op het zelfde Paneel, naast het Hemelsplein, is, aan ieder kant, een klein Cirkelstuk; dat aan de linkerhand wyst het uur van Zons opgang, het ander dat van Zons ondergang aan; behalven dat beide deeze uuren op het oogenblik, dat de Zon inderdaad op- of ondergaat, door de nagebootste Zon op de Horizont van het Hemelsplein aangeweezen worden.
Op de twee pylasters, die het middelste paneel van de twee anderen afscheiden, zyn vier kleine wyzers, twee op ieder Pylaster. De bovenste aan de regterhand wyst den afstand der Maan van haaren klimmenden knoop aan; de onderste den afstand der Maan van Aries, of haare lengte langs de Ecliptica gereekend; de bovenste wyzer aan de linkerhand toont aan, hoe ver de Maan van haar Verste punt van de Aarde af is; en de onderste dient ter aanwyzing van den afstand der Maan van de Zon, waaruit haar ouderdom, en haare Phases of Licht-Gestaltens kennelyk zyn.
Eindelyk is 'er op ieder der zyd-paneelen, boven de Kassen, een wyzer: die aan de linkerhand wyst aan
| |
| |
het uur van den Opgang, en de ander dat van de Ondergang der Maan.’
Deeze uiterlyke vertooning, en verscheidenheid van beweeging is reeds op zich zelve der verwonderinge waardig. Dan het kunstvermogen des Maakers vertoont zig nog duidelyker als men nagaat op hoedanig eene wyze hy dit alles in beweeging gebragt heeft, zo dat het in eene bestendig regelmaatige beweeging blyve. Alle deeze beweegingen naamlyk, die in en op haaren behoorelyken tyd geschieden, worden veroorzaakt, door één Uurwerk, dat eens 's weeks opgewonden wordt, en uit slegts vier raderen bestaat. Dit brengt al het overige in beweeging; waar toe ongeveer honderd Raderen of Rondzels of Ringen behooren, die te zamen ruim vyf duizend negenhonderd Tanden bedraagen. Het gansche zamenstel deezer beweeginge is beslooten in de ruimte, die 'er boven, tusschen de Bedstede en Kassen, Pylasters en Balken is; 't welk den Kunstenaar, die zyn toestel naar zyn vertrek moest schikken, niet weinig belemmerd moet hebben; dat hy egter gelukkig te boven gekomen is. Voorts vallen 'er omtrent deeze beweeging, gelyk de Hoogleeraar ons verder doet opmerken, nog twee dingen gade te staan.
‘1. Hoewel alle de deelen van dit Kunststuk, zodanig onderling en met het Uurwerk verbonden zyn, dat zy alle te zaamen hunne beweegingen volbrengen, kan egter ieder Stuk gemakkelyk weggenomen worden, zonder dat de beweeging der overigen gestoord worde: 't welk noodzaakelyk is, om alle wanorde voor te komen, wanneer 'er, in 't vervolg van tyd, aan het een of ander stuk iets mogt koomen te ontbreeken; en te beletten dat alles, om het gebrek van één stuk, zoude behoeven stil te staan.
2. Hoewel het geheel Werktuig zyne beweeging van een Uurwerk ontvangt, kan het 'er echter zeer gemakkelyk van afgezonderd, en door een ander middel in beweeging gebragt worden. Ten dien einde laat men het rad, dat de beweeging van 't Uurwerk ontvangt, en aan alle de overige raderen mededeelt, door het wegneemen van een paar wiggetjes zakken. Dan staan alle de beweegingen, behalven die van het Uurwerk, stil. Vervolgens word een As, die aan 't eene eind een Schyf, daar een touw omloopt, en aan 't andere eene Schroef
| |
| |
zonder eind, draagt, door het losmaaken van een schroefje, neêrgelaaten; de draad van de Schroef zonder eind vat als dan de koperen takken van een rad, 't welk met alle de overigen verbonden is. Dit touw loopt beneeden in de Bedstede over eene schyf, welke in eene der Kassen, door eene kruk, bewoogen word. Wanneer men dan de kruk omdraait, word het geheel Werktuig met de hand, even als te vooren door het Uurwerk, bewoogen. Deeze afzonderlyke beweeging is om twee redenen zeer dienstig. Voor eerst, om, 't zy aan liefhebbers, 't zy aan leerlingen, indien men het Werktuig tot onderwys, daar het zeer toe geschikt is, wilde gebruiken, alle de verschynzels, die door de beweeging van het Uurwerk niet dan na verloop van veele Jaaren kunnen plaats hebben, in een zeer korten tyd aan te toonen. Ten anderen, om, door dit middel, den toestand, die in voorige tyden reeds plaats gehad heeft, of in volgende jaaren plaats staat te hebben, na te gaan.’
Buiten deeze Algemeene Schets geeft de Hoogleeraar v. Swinden nog eene afzonderlyke beschryving van de byzondere deelen van dit Kunststuk, met nevensgaande aanmerkingen over dezelven, die de voortreffelykheid van dit Kunststuk in een volkomen daglicht stellen; en toonen dat de Hoogleeraar zig niet ten onregte bevlytigd heeft, om het zelve, tot eer van zynen Stadgenoot, algemeener bekend te maaken. |
|