De Geschiedenissen van Philippine Mienda, door haar zelve beschreven. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Utrecht by A. Stubbe. 1780. In gr. octavo 367 bladz.
Niet ten onregte zou men deezen Roman mogen noemen, de zegepraal van den Godsdienst over de verzoekingen van 't Ongeloof. De Vader der Heldinne is een Vrygeest van de slegtste soort, gehuwd met eene Godsdienstige Echtgenoote, die geen invloed op hem had, zo min als op haar Zoon en oudste Dogter, ter gedragsregelinge; maar de jongste Dogter, Philippine, volgde het voetspoor van Moeder, ook na derzelver dood. Het lot van den Zoon, als een gevolg zyner buitenspoorigheden, was een verhaaste dood: en de oudste Dogter, 's Vaders neigingen en oogmerken volgende, zag zig eerlang in ongelukkige omstandigheden gedompeld; waar uit ze egter door Philippine gered word. Dit nogtans wederhield haar niet van vervolgens met den ondeugenden Vader zamen te spannen, om Philippine te verleiden; om haar te beweegen en over te haalen, om den Ersprins, in 't voldoen zyner lusten, ten wille te zyn: 't welk Vader en Zuster voor 't eenige middel hielden, om haaren Vader, niet alleen uit netelige omstandigheden te redden, maar ook, ten laatste, voor zelfsmoord in zyne gevangenis, of een schandelyken dood, op het Schavot, te behoeden. Philippine wederstaat, op Godsdienstige beginzels, alle de verleidingen, listen en mishandelingen, die de Vader, de Dogter, en eene Fransche Gouvernante aanwenden en in 't werk stellen. Het gevolg van alles is, dat de Zuster, en wat laater de Gouvernante, tot inkeer koomen; dat de Erfprins van zyn schandelyk oogmerk af zie, en zig tot Godsdienstige beginzels