ven, welke, buiten de meermaels herhaelde klagten over den toestand der Roomsche Kerke hier te Lande, inzonderheid ene klagte behelst, ‘dat men, het geen te vooren een Douceur genoemd werd, en 't ook waarlyk is, nu reeds door de gewoonte met den naam van Wet bestempelt, en op de alleronbeleefdste wyze aftroggelt.’ In zodanige omstandigheden mishaegt de bovengemelde Aenspraek den Missiveschryver; hy wilde sterker gesproken hebben; en legt hem ene andere tael in den mond, in de verzekeringe dat men zelfs niet gehouden is enige Douceurs te geven. Zyns oordeels is men in 't algemeen te slap geweest in 't handhaven van 't regt der Roomschen, na 't afloopen der bittere tyden; en dit wraekt hy ook in deze Aenspraek. - Op deze Missive is gevolgd, een Stukje, getyteld: Vrye gedachten over het offereeren van Douceurs
enz. by manier van een Brief aen den voorigen Missiveschryver. De opsteller van dezen Brief railleert enigermate met het voorval; hy begrypt dat de geoffereerde maer geweigerde penningen winst zyn; om dat de Dykgraef, voigens dien Schryver, geen regt heeft om iets te vorderen; des zy de nu geweigerde penningen kunnen besparen. - Edoch ene bedenking van een anderen aert is de volgende. ‘Zouden 'er, zegt hy, buiten en behalven het ongestoord oefenen van den Godsdienst, niet wel andere redenen by vermengt en onder begreepen zyn, welke de Heeren Pastooren zo oodmoedig en onderdanig maken, om zodanige Douceurs, by de aankomst van nieuwe Officieren, Dykgraven en Bailliuwen te offereeren, of jaarlyks eene Contributie op te brengen? - Ik ben altans in dat denkbeeld, dat 'er mogelyk eenige andere zaken, zo by Plakaten van Staat, als andere Resolutien, Wetten of Keuren zyn zullen; welke door het geven van zodanige Douceurs niet worden geobserveerd, en maar ongemerkt over 't hoofd gezien, ten minste zo, dat ze, in die stricte orde, zo niet geëxecuteerd worden, als men anders na regten wel zoude kunnen uitvoeren.’ Het komt hem voor dat de Eerw. Withols het stuk alzo begrypt, en naer dat denkbeeld zyne Aenspraek gericht heeft; waermede alles, wat de Missiveschryver daertegen ingebragt heeft, genoegzaem vervalt. Men geeft dus Douceuren van ene zyde, die door Douceuren van den anderen kant rykelyk vergoed kunnen worden. - Had de Schryver hier mede, of met dergelyke