den, en die hem ongemeen preezen over zyn Uitvinding. “Wie zyt gy? zeide 'er een, of liever wat verbeeld gy met zoo misselyk een toestel?” En de vermomde antwoordde, “Dat hy de Oeconomist naar de mode was?” Men vond dit opschik zeer eigenaartig, onderwyl dat de Burger, hem herkennende, hem ter zyde trok. “Hoe, zei deeze, gy zyt wel zeer mooi met myn goed: dat kunstig kleed met alle die fraaie Zinnebeeldige lappen, uit verscheiden vreemde Fabryken, die wy voor de onzen beginnen te doen gaan, is van myn inventie: ik maakte het voor de President van eene aanzienlyke Vergadering, maar, om dat hy 'er over bespot werd, zond hy 't my weder t' huis, en toen ik om geld kwam, kreeg ik rottingslagen, schoon hy het my besteld, en gezegd had, dat het modern Oeconomisch moest zyn. Zedert heb ik het gemist; en nu zie ik het u draagen. Zal het zoo in de Waereld gaan! men zal voor niet werken, en dusdanig zal dan nog onze belooning zyn; een ander bediend zig van het onze, en gaat boven dat voor den Uitvinder. - Gy zyt een dief! myn kleed wederom.” Teffens rukte hy het hem van 't lyf, 't welk niet zonder tegenworstelen geschiedde, te meer vermits wel de helft van 't Gezelschap de party nam voor der Vermomden, die nu in een zeer wanhavig onderpak stond, en, onder begunstiging van die opschudding, eindlyk stilletjes wegsloop. Men begon den Burger sterk te verongelyken, als sommigen der aanwezenden hunne Goudbeursen,
anderen hunne ho ologien misten; men vond tans dat men met een beursensnyder te doen had gehad, die zoo behendig gebruik had weeten te maaken van het oogenblik dat hy verdedigd wierd, als hy middel had gevonden, om met dit gewaad toegang tot de Maskerade te krygen. Men zag nu van agteren dat de Burger recht had; hy verkreeg de eer der Uitvinding, en nam zyn Zottekleed met zig, maar niemand vergoede hem zyne rottingslagen. Eenige waren zeer te onvreden wegens hun verlies, en de overigen lachten ten koste van deezen. “O! riep de Burger uit, ik zal met dat Occonomies kleed ligt nog wel andere klugten beleeven, nu openbaar dwaas te zyn de mode word.”