goede Predikanten in genoegzame aantal te krijgen; als mede om de Nederduitsche Taalkunde en de goede opvoeding te bevorderen; mitsgaders omtrent de Schoolen en derzelver Opzienderen, en ten laeste betreffende het oprichten van Collegien, zo hier te Lande als in Indie, ter onderlinge verstandhoudinge.’
Men kan uit al het voorgestelde duidelyk afnemen, dat de Eerw Kerkenraad dit Stuk met zeer veel oplettendheid heeft gade geslagen: en de manier, op welke zy hunne gedachten ontvouwen, duid alleszins aen, dat ze 't zelve met yver ter harte nemen. Hunne voordragt van den staet van den Christelyken Godsdienst, zo verre dezelve aldaer gevestigd heet, toont zeer klaer, dat 'er geen gering redres noodig is, zal die niet geheel vervallen, maer krachtig verbeterd worden. En 't geen ze ons melden wegens de voortplanting van den Godsdienst aldaer doet ons tevens zien, dat het, zo in dit, als in 't eerste geval, aenkomt op Mannen van Oordeel, die, terwyl ze een gevestigd deugdzaem Character bezitten, te gelyk met een standvastigen yver voor de goede zaek bezield zyn. - 'Er ontdekken zich zekerlyk, hoe meer men 't nagaet, vele zwarigheden; intusschen heeft het zyne nuttigheid, dat alles hier te Lande, en in Indië, wederzyds, overwoogen worde; daer 't strekken kan, om de handen in een te doen slaen, tot het beramen en in 't werk stellen van zodanige middelen, op welken men den zegen des Albestierders verwagten mag, ter bevestiginge en verbreidinge van den waren Christelyken Godsdienst.