werden hem alle Maanden toegelegd 700 guldens, en 's jaarlyks 1000 voor zyn tafel. Ook behieldt hy de vryheid, om, by zyne te rugkomst, zyne plaats, als Bewindhebber ter Kamer van Amsterdam, weder in bezit te neemen, al ware het dat zy by een ander bezet, en de Kamer, welke uit twintig leden bestaat, voltallig zyn mogt. Van der Staaten wege werd hy ook beschonken met een gouden Keten ter waarde van 1000 guldens, en eenen sraayen Eerepenning, met belofte, dat zyne goede diensten niet onbeloond zouden blyven.
De Heer reinst, voorzien met eene Commissie, door den Prinse Maurits getekend, en met schriftlyke orders, opgesteld door de Kamer van Zeventienen, en bevestigd door Hun Hoog Mogende, voor wien hy ook den gewoonen eed hadt afgelegd, vertrok den 2 July des gemelden Jaars, uit Texel met eene aenzienlyke Vloot, en ankerde te zyner tyd by de Eilanden van Caap Verd, Annobon en Comorra, alwaar hy zich voor eenen maatigen prys met een grooten overvloed van ververssingen voorzag.
Na een maand vertoevens in de haven van Comorra, begaf zich de Hollandsche Vloote naar den mond van de Roode zee: tot hier toe waren derzelver havens niet bezogt door Hollandsche Schepen: waarom men den Capitein van het Schip Nassau, Pieter van den Broek, beval, om met de waardigheid van Capitein Major, verder op te zeilen, en onderzoek doen, naar den aart des Koophandels en der Havens, mitsgaders de voordeelen, die men daar zou kunnen behaalen. Hy bezogt Aden, Chihiri, en Cutsini of Kissen, en liet Factoren op de beide eerste plaatzen, zo dat men Reinst moet heschouwen, als den Stichter van den Nederlandschen Koophandel op de Roode zee.
De Generaal hadt ondertusschen zyne reis ververderd naar Java, en werd te Bantam plechtiglyk ingehuldigd, door zynen Voorzaat Pieter Both, op den 20 December 1614. Hy begaf zich hier op na Jacatia, en sloot met den Koning dier plaats een nieuw verbond, en ging noch in diezelfde maand, aan 't hoofd eener Vloote van elf Schepen, op reis na Banda, om de Inwooners van dat Eiland, die de Maatschappy reeds meermaalen beledigd hadden, te ruchtigen. Terwyl hy zich noch voor Jacatra ten anker bevondt, verscheen aldaar van den Broek, die met zyn Schip uit de Roode zee te rug keerde, en aldaar in 't bevorderen des Koophandels, naar genoegen, was geslaagd; thans kreeg hy order van den Generaal om het Eiland Bonton op te zoeken, en aldaar een nieuw Comptoir te stichten. Deezen last volbragt hebbende, kwam hy, op den 6 April 1615, voor Amboina ten anker, en voegde zich, twee dagen laater, by den Generaal Reinst, die zich met zyn elf Schepen naar de Eilanden van Banda had begeeven, en thans onder 't Fort Nassau op 't eiland Neira voor anker lag.
Terwyl de Generaal op Amboina was, deedt hy van daar de Engelschen verhuizen, welke zich daar zogten te vestigen, en met wien de Eilanders reeds begonnen te handelen, niet tegenstaan-