Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Muzykonderwyzer, of volledig onderwys in de gronden der Muzykkunde. Eerste Stuk. Te Rotterdam by L. Burgvliet, 1780. In groot octavo 118 bladz.Zang- en Speelkunde behooren, buiten twyfel, onder de aangenaame oefeningen eener beschaafde Natie, en wel onder die oefeningen, waar van men met het hoogste regt zeggen mag, dat ze niet alleen haare aangenaamheid, maar tevens haare nuttigheid hebben, zo voor het Lichaam als voor den Geest. 't Is uit dien hoofde eene oefening, welke by uitstek aanmoediging en ondersteuning verdient; ter welker oorzaake het ook allen, die maar eenigzins vatbaar zyn voor het hartstreelende der Muzyk, niet anders dan aangenaam kan zyn, dat men in de laatste jaaren, in ons Vaderland, 'er op nieuw meer werks van gemaakt heeft, om der Natie geregelde kundigheden van dezelve, en in 't Theoretische en in 't Practicaale, in te boezemen. Eene nieuwe proeve van deezen aanpryzenswaardigen arbeid verleent ons hier De Muzykonderwyzer, met de afgifte van dit eerste Stukje, 't welk voorts door nog anderen staat gevolgd te worden; om tot een volledig onderwys in de gronden der Muzykkunde te strekken; waarvan de Uitgeevers ons in de Voorreden het beloop aldus melden. ‘Wij zullen voor eerst: Algemeene en bekende zaken voordragen; het welk wij hopen, dat geoeffenden ons niet kwalijk gelieven te nemen: dewijl het ons oogmerk is alles volledig te beschrijven, en zelfs de gering- | |
[pagina 377]
| |
ste zaken niet voorbij te gaen; op dat het ook eerst beginnenden tot nut zoude kunnen strekken. Vervolgens van trap tot trap opklimmende, zullen wij de Generale Bas, het Psalmspel en 't variëren derzelven, benevens den gregoriaanschen choraal-zang, verhandelen; tot dat wij aen de fantasie, compositie, en eindelijk ook aen het contra-punct en 't fugeren raken, waermede dit werk dan besloten zal worden.’ Agtervolgens deeze schikking behelst dit Stukje eene ontvouwing van de allereerste beginzelen, waar van een Leerling, om wel te slaagen, zig een vast en leevendig begrip heeft in te prenten. Vooraf gaat, by manier van Inleiding, een kort verslag van den eersten oorsprong en verderen voortgang der Muzykkunde; benevens een Vertoog over de hoedanigheden, en natuurgaven, welken in iemand vereischt worden, tot het leeren der Muzyk; en wel byzonder in dezulken, die 'er hun beroep van denken te maaken; als mede over 't geen 'er ten dien einde van een Meester en Leerling gevergd wordt. Na dit voorwerk treedt de Muzykonderwyzer ter zaake, en vangt aan met een berigt van het hedendaagsche Nootengestel in 't algemeen, en de Muzykaale Tekenkunde in 't byzonder. Daaromtrent geeft hy een onderscheiden verslag van de Muzyksleutelen, de benaaming der Nooten, de Voortekens, de Waarde der Nooten, de Waarde der Pauseeringen of Rusttekenen, de Repetitiën of Herhaalingstekens, de Maattekens, mitsgaders de Custos of Wagter, enz. Op deeze afhandeling van de Muzykaale Tekenkunst, zo ver ze den eerstbeginnenden noodig is te weeten, volgt wyders de vereischte onderrigting nopens het gebruik der Muzykaale Speeltuigen; wel byzonder van het Clavier; waartoe de Onderwyzer zig in deezen bepaalt; zullende hy mooglyk in 't vervolg nog wel gelegenheid ontmoeten, om ook van andere Speeltuigen te spreeken. Nopens het Clavier nu ontvouwt hy eerst de benaaming der Claviertoetzen; en handelt voorts, na eenige aanmerkingen betreffende de houding aan en speeling op het Clavier in 't algemeen, byzonder over de Applicatuur of Vingerzetting, zo als dezelve in de verschillende omstandigheden, die voornaamlyk te melden zyn, werkstellig gemaakt moet worden. Hier aan hecht hy voorts eene verklaaring van de beweeging der Muzykstukken mitsgaders van eenige | |
[pagina 378]
| |
daarby gebruiklyke Kunstwoorden. En ten laatste handelt hy over de Muzykaale Agrementen of Sieraaden, by Zang- en Speelstukken gebruikelyk, met aanwyzinge van 't geen den eerstbeginnenden te stade komt; blyvende de verdere breedere ontvouwing van 't een en 't ander, hiertoe betrekkelyk, tot eene nadere gelegenheid uitgesteld. - De manier van onderwyzen in deezen gehouden is alleszins geregeld; en met behulp van de zes noodige Plaaten, ter aanduidinge van 't Nootengestel en de Muzykaale TekenkundeGa naar voetnoot(*), van die klaarheid, dat het den oplettenden niet moeilyk valle alles, wat 'er desaangaande gezegd wordt, na te gaan. Men mag zig des uit de aanvanglyke uitvoering van dit onderwys, dat in zo verre eigenlyk den eerstbeginnenden aangaat, met een verderen goeden voortgang van het zelve vleien, en dus vertrouwen dat men niet te leur gesteld zal worden, in de verwagting, welke den Liefhebberen met het afloopen van dit Stukje ingeboezemd wordt, daar de Opstelier aldus eindigt. ‘Weinig gevorderden U kome onze arbeid te stade. - Gij, die reeds door edeler en zuiverer toonen de muzyk hulde biedt, Uwe vordering bekroone onzen | |
[pagina 379]
| |
werklust. En vooral, Gij onze vrienden! die, in de schoonste aller Kunsten, bijnaer den trap van volmaektheid bereikt, laet U onze redenen, hoewel zij op heden slechts ten grondslage gediend hebben, gevallig zijn; en vertrouw zekerlijk, dat wij de aendacht van U, en Allen, die ons Werkje, ten nutte; of ter bespiegelinge verkoren hebben, in volgende blaêren met gewigtiger onderwerpen zullen bezig houden; terwijl wij ons vleien op dezen gelegden grondslag, in 't vervolg, der Muzijk ter Eere, een duurzaem gebouw te stichten, indien onze Welvaert en Uw Leeslust bestendig zij.’ |
|