Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMuseum Haganum Historico Philologico-Theologicum. Tomi Tertii, Pars altera. Hagae Comitum apud J. Munnikhuizen et C. Plaat. Absque Praef. 212 pp. in octavo.By den aanvang ontmoeten wy, in dit gedeelte dezer Verzamelinge, ene Verhandeling van den Heer Simon de Vries, over de opkomst en den voortgang van den Christelyken Godsdienst in 't oude Persische Ryk; mitsgaders over de vervolgingen aen welken de Christenen aldaar onder de Persische Vorsten bloot gesteld waren, tot op den ondergang van dat Ryk, door de Saracenen overmeesterd, in 't jaer onzes Heren 645. Het beknopt verslag deswegens gegeven is der lezinge waerdig; byzonder voor dezulken, die een geregeld denkbeeld van dit gedeelte der Kerkgeschiedenisse wenschen te vormen: en, om deze of gene reden, opzien, tegen het doorbladeren van het breedvoeriger bericht, 't welk hiervan gevonden word, in assemanni Bibliotheca Orientali. - Naast dit Geschrift komt ons voor ene Verhandeling van den Geneefschen Hoogleeraer Jaques Vernet over het verschil tusschen den zogenoemden Samaritaenschen en Hebreeuwschen tekst, nopens den tyd der voortplantinge van 't Aertsvaderlyke Geslacht, na den Zondvloed, tot op de geboorte van Abraham; hier in bestaende.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rakende deze verschillende opgave nu, die een onderscheid van 650 jaren in de Tydrekenkunde te wege brengt, is men 't onder de Geleerden niet eens, aen welke men zich, als de echtste, te houden hebbe. Ter wederzyde vind men Mannen van Naem, als Voorstanders van de ene en andere opgave; en men kan, het stuk onpartydig beschouwende, niet wel ontkennen, dat, 'er op ene problematische wyze, veel voor en tegen gezegd kunne worden. De Hoogleeraer Vernet verenigt zich in deze Verhandeling met hun, die de voorkeuze aen den Samaritaenschen tekst geven; en brengt de reden, die hem tot deze zyde doen overhellen, te berde, met ene beantwoordinge der tegenbedenkingen. Hy brengt hier, op ene voldoende manier, het gewigtigste byeen, dat in dit geval voor den Samaritaenschen tekst pleit, mitsgaders het voornaemste, dat 'er van de andere zyde tegen aengevoerd word; en zyn Eerwaerde stelt het gevoelen, dat by hem de voorkeuze heeft, in zulk een gunstig licht, dat des bekwame onbevoordeelden zich der moeite niet zullen beklagen, wanneer zy 's Mans bedenkingen deswegens met oplettendheid, ter overweginge van dit onderwerp, nagaen. - Ene genoegzaem duidelyke ontvouwing van des Hoogleeraers geheele voorstel zou hier te veel plaets beslaen, waerom wy 'er van af- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien: dan dewyl velen zulk een gevoelen, mitsgaders andere soortgelyke afwykingen van de gewoone lezing der Bybelschriften, ligtlyk aenzien, als strekkende ter verzwakkinge van 't gezag der Bybelbladen, zal 't vermoedelyk niet geheel onnut wezen, daeromtrent nog een kort woord uit dit Geschrift te melden. In 't algemeen staet aen te merken, dat men, hier sprekende van den Samaritaenschen tekst, het oog niet heeft op ene Samaritaensche overzetting, maer op een wezenlyk Hebreeuwschen text, met Samaritaensche Letteren, (of de oorspronglyke oude Hebreeuwsche Letteren, zo men wil,) geschreven, nog onder de Samaritanen bewaerd: in onderscheiding van den Hebreeuwschen text, thans by de Jooden in gebruik; welken men beweert dat met Chaldeeuwsche Letteren geschreven is; die de Jooden eerstmael te Babel in hunne afschriften ingevoerd zouden hebben: waerom wy hier boven opzetlyk schreven, den zogenoemden Samaritaenschen en Hebreeuwschen Tekst. Het verschil derhalve, waerover in dezen gehandeld word, raekt eigenlyk niet het gezag van 't verhael of der aentekeningen van Mozes; maer bepaeldlyk de echtheid of geloofwaerdigheid dier twee onderscheiden afschriften, van den zelfden tekst, met Samaritaensche of Chaldeeuwsche Letteren; en de vraeg is, welke lezing men in dit geval veiligst volge? Daeromtrent nu voegt de Hoogleeraer zich by dezulken, die zich aen den Samaritaenschen tekst houden; beweerende, dat Mozes oorspronglyk met deze Letteren geschreven heeft, als mede dat de Samaritaensche Afschriften, aen minder verandering bloot gesteld geweest zyn, dan de Chaldeeuwsche Afschriften, zo als de Jooden dezelven in Babel geschreven hebben. ‘Ja maer, zegt mogelyk iemand, zo de Hebreeuwsche getallen in dit geval, verminkt, of bedorven zyn, dan word de echtheid van 't gantsche Bybelboek verdacht, en dus word de geloofwaerdigheid der Heilige Geschiedenissen twyselachtig geinaekt?’ Dan ziet hier het antwoord van den Hoogleeraer Vernet. ‘Deze vrees is gansch ydel; niet ongelyk aen die, welke zommigen bezielde, toen Ludovicus Cappellus beweerde, dat de tegenwoordige Hebreeuwsche Klankstippen van jongen datum, en zomtyds verkeerd geplaetst waren. Men vond 'er die schreeuwden, dat men geen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staet meer kon maken op de zuiverheid der Bybelboeken; als zulk ene verdenking stand greep. Ondertusschen heeft het gevoelen van Cappellus de overhand gekregen; niet alleen zonder nadeel, maar zelfs tot voordeel der Bybelschriften: gemerkt vele plaetzen, met de ter zydestelling der Klankstippen, ene betere uitlegging schynen verkregen te hebben.’ ‘De goede trouw des Schryvers van den oorspronglyken tekst komt hier geenszins in verdenking; dan, daer men verschillende lezingen ontdekt, en dat verschil zekerlyk ontstaet uit ene feil of onoplettendheid van den enen of anderen Afschryver, zo valt de vraeg, welke Schryver den oorspronglyken tekst het naeuwkeurigst afgeschreven hebbe? Men handelt dus gewislyk niet onregtmatig met de Hebreeuwsche of Samaritaensche of andere Afschryvers, als men, hunne verschillende Afschriften ontdekkende, dezelven op oordeelkundige gronden beoordeelt: even als men in andere gevallen gewoon is te doen, by de vergelyking van verschillende Afschriften van 't zelfde Boek. Wel byzonder loopt het wezenlyke van 't Bybelboek in dezen te minder gevaer, om dat het, met betrekking tot ons tegenwoordig onderwerp, niet zo zeer aenkomt op zaken, als wel op enige of verzuimde of misvormde gevallen. Een misslag die te ligter plaets kon hebben, om dat de Hebreeuwen, even als de Grieken, de getallen dikwils, niet met woordlyke benamingen, maer met telkundige letteren uitdrukten; en 't is bekend dat de Hebreeuwsche getallen ook elders verminkt zyn. ‘De getallen naemlyk werden,’ gelyk Augustinus in zyn Geschrift, de Civitate Dei L. XV. 15, opmerkt, ‘in zulke plaetzen, daer ze niets tot het leerstellige doen, onachtzaem geschreven en onachtzaemer verbeterd.’ 't Is daerenboven thans uitgemaekt, dat zommige lezingen van den Hebreeuwschen tekst gebreklyk zyn; en dat 'er meermaels iets in overgeslagen is, 't welk men uit den Samaritaenschen tekst gelukkig herstelt. Om deze rede is 't, dat de beroem le Kennicott zo veel vlyts aengewend heeft, ter naspeuringe en vergelykinge der verscheiden Handschriften van den Hebreeuwschen Bybel; ten einde, met betrekking tot het Oude Testament, het zelfde te doen, dat de oordeelkundige Mill, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met opzicht tot het Nieuwe Testament, gedaen heeft. En tot deze verzameling van Handschriften heeft de Heer Kennicott niet getwyfeld, ook de Samaritaenschen te brengenGa naar voetnoot(*): nademael 'er in dezelven verschillende lezingen voorkomen, welken ter herstellinge van den echten tekst dienen, dat in dit geval, waarop wy thans het oog hebben, by uitstek plaets heeft. - Op ene dergelyke manier kunnen ook de Samaritaensche Handschriften, aen de andere zyde, zonder derzelver oorspronglyke echtheid te benadeelen, veelligt in andere plaetzen, uit de Hebreeuwschen verbeterd worden. 't Is toch naeuwlyks te wachten, dat men ergens een Handschrift zal vinden, waerin men niet deze of gene feil van den Afschryver zal ontmoeten. Men eischt derhalve niets, dan 't geen billyk en gebruiklyk is, wanneer men begeert, dat alle die verschillende lezingen in ene oordeelkundige schael gewogen worden; en dat men, naer goedgekeurde vastgestelde bepalingen, beslisse, welke lezing voor de echtste te houden zy. Door deze omzichtigheid verleent de beweerde zuiverheid van den Heiligen Text denzelven ene meer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dere geloofwaerdigheid, en verscheiden zwarigheden worden dus gemaklyker uit den weg geruimdGa naar voetnoot(†). By deze Verhandelingen heeft men gevoegd, het Academisch Berichtschrift nopens den dood en de begravenis van wylen den beroemden Daniel Wyttenbach, in zyn leven Hoogleeraer der Heilige Godgeleerdheid te Marpurg, in den ouderdom van even 74 jaren overleden, op den 29 Juny 1779, zynde gebooren den 26 Juny 1706. Dit Berichtschrift, opgesteld door den Hoogleeraer Carolus Henricus Geisler, als een voorlooper der Lofreden van den Hoogleeraer Michaël Conradus Curtius, over den aflyvigen, (uit welke Lofreden men ook hier enige byzonderheden overgenomen heeft,) behelst ene kortbondige melding van 's Mans voortreflyk character, uitmuntende hoedanigheden, en pryzenswaerdige geleerdheid. Men leest dit in ons Gewest met te meer genoegen, daer Nederland roem draagt op de inwooning van des Hoogleeraers geachten Zoon, den Heer Daniël Wyttenbach; wiens reeds uitmuntende en voorts veel beloovende talenten, aen alle beminnaren der Geleerdheid overbekend, hem den Eerstoel van Hoogleeraer in de Wysbegeerte, in Amsterdams Doorluchtige Schoole, met een algemeenen lof hebben doen beklimmen; en welke waerdigheid zyn Hooggeleerde met allen luister handhaaft. Ten laetste is hier aen nog gehecht ene Londonsche Aenkondiging van C.G. Woide, nopens de uitgave eniger Fragmenta Versionis N.T. Copticae vel Sahidicae, in 't Latyn vertaeld; welker uitgave, als byzonder nuttig ter stavinge der echte lezing van den Griekschen text des Nieuwen Testamentes geprezen, den oordeelkundigen Liefhebberen, met het afloopen van 't jaar 1778, aengeboden is, met verzoek dat zy dezelve door hunne intekening gelieven te begunstigen. Ter bevorderinge hier van zyn, tot gemak voor onze Landsgenooten, als Persoonen aen welken men zich desaengaende kan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervoegen, in ons Gewest benoemd, te Leyden de Hoogleeraer Schultens en te Amsterdam de Eerwaerde Boullier, mitsgaders in 's Hage de Eerwaerde Royer en de Hoogleeraer Barkey. |
|