Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGalante Dichtluimen. Dat zelfs de Scherts der malsche Wellust vry van Vuigheid en Bordeeltaal zy. 1780. 80 bladz. in 8vo.De beteekenis van het woord galant is ongetwyfeld zeer ruim in het dagelyks gebruik, en men past het op zo verschillende zaken toe, dat 'er nauwlyks een standhoudende zin aan te hechten is. Doch zo men in 't werkje, waar van wy by dezen verslag geven, iets galants vinden wil, het is in den zin van ongebondenheid, en onbeschaamdheid, dat men 't woord hier moet opvatten. Want hoe zeer de Schryver zich in zyne Voorrede tegen de vuile Bordeeltaal verklaart, die in soortgelyke stukjes, als 't zyne, gewonelyk heerscht; hoe zeer wy wel willen toestaan, dat hy dezelve vermyd hebbe; de inbeelding wordt door zyne Dichtluimen niet minder bezoedeld, dan door de vaerzen van eenen grecourt en anderen, die hy deswegens berispt. Of zyn vuile denkbeelden min verachtlyk, dan losse uitdrukkingen? Bezwalken zy de inbeelding, bederven zy 't hart, en kwetzen zy de goede zeden, min dan de onbeschaafdheid der woorden? Intusschen, 't is niet zeer te vrezen, dat iemand, die eenigen smaak heeft, door de Galanterie van dit werkje bedorven zal worden. Wy ten minste hebben, niet zonder walging, dit ellendig zamenraapsel van sprookjes en puntdichtjes, kunnen doorlezen. Niet slechts uit hoofde van de algemeene bedoeling, die niets anders is, dan, door 't opwarmen van afgesleten schertseryën, het Huuwlyk bespotlyk en haatlyk, en de schone kunne verachtlyk te maken; maar ook uit oirzake van de erbarmelyke vinding der weinige oirspronklyke stukjes, (de meesten, Navolgingen van bekende Schryveren zynde,) die 'er in gevonden worden, zo wel als van de styfheid en slordigheid der vaersmaat, die alle kundige ooren beleedigen moet, en 't geestige, dat nog in sommigen der vertaalde stukjes mocht schuilen, geheel en al wegneemt door eene gezochtheid van woorden, die er onbestaanbaar mêe is. Doch ook deeze geestigheid koomt ten meesten deele op laffe zo wel als zedenloze boert uit. Een der Fransche stukjes, hier nagevolgd, en de jonge gelieven betyteld, willen wy daar echter van uitge | |
[pagina 175]
| |
zonderd hebbe. Dit stukje is in het oirsprongklyk teder, natuurlyk, gevoelig, en lieslyk geschreven, en ademt een eerbaren liefdegloed, zo wel als hoogachting voor de beminlyke wederhelft van het menschlyk geslacht. Het past dus zonderling in een Bondeltje als dit! - Doch dit stukje is ook reeds in het Nederdaitsch overgebracht, en door de kunstige Navolging van den Hr. Jan Aukes BakkerGa naar voetnoot(*), by lieden van smaak, bekend geworden. En wie het in de Proeven van Dichtlievende Mengelingen van dien Dichter gelezen heeft, zal weinig lust hebben om deze kreupele Overzetting te leren kennen. |
|