Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige voornaame byzonderheden, raakende de natuurlyke historie van Gibraltar.‘Vermids het tegenwoordig beleg van Gibraltar gelegenheid geeft, dat de Nieuwspapieren van die Stad, by aanhoudenheid, gewaagen, en deeze plaats het voorwerp is van veele gesprekken, zal het onzen Leezeren, zo wy vertrouwen, niet ongevallig weezen, de voornaamste byzonderheden, raakende de Natuurlyke Historie diens uithoeks van Spanje, in ons Mengelwerk, aan te treffen. Wy hebben ze ontleend uit een Engelsch berigt, in den Jaare MDCCLXXII gemaakt’. De Berg, op welken Gibraltar gelegen is, wordt 's jaarlyks bezogt door eene menigte Arenden en Gieren, van de tegen overliggende Africaansche kust. De hoogte van de ligging dier sterkte noodigt hun, als 't ware, uit, om, vermoeid van hunne vlugt, daar te rusten. Doorgaans zetten ze zich neder op den top van den berg Calpe, in een rechte lyn, en vertrekken van daar na Spanje. De Arend broedt ook in de brokkelige rotzen van Gibraltar, voor menschen ongenaakbaar. Verscheide soorten van Haviken vertoonen zich daar, en nes- | |
[pagina 611]
| |
telen. Men vindt 'er eene menigte van ander Gevogelte. 'Er zyn verscheide kleine zandige baaijen, tusschen de rotzen inspoelende, het zand is witagtig, zeer fyn, en doormengd met veele Zeeschelpen. Daar is misschien geen beter kalk in de wereld, dan die van deeze rotzen gehaald wordt: men bedient zich daar van tot het bouwen van huizen en vestingwerken; dezelve is van een bruin graauwe kleur en zeer hard. Op veele plaatzen van den berg vindt men marmer, met kleine blauwe aderen, doch de laagen zyn dun: ook treft men marmer van gemengelde kleuren aan. Aan den voet der omschansing aan den baay-oever, tot het nieuwe werk, bestaat de geheele rots uit leysteen. Wat de lugtsgesteltenis aanbelangt, deeze is bykans het geheele jaar gezond: schoon dezelve te dun en te fyn is voor lieden met borst- of longkwaalen gekweld, treft men voor gezonde gestellen weinig beter lugtsgesteltenissen aan. 't Is waar, de Zomers zyn zeer warm in de maanden Juny, July, Augustus en een gedeelte van September; de hitte is dan zomtyds drukkende, doch men heeft dan altoos den heldersten hemel, dien men zich kan verbeelden: desgelyks ook in den winter, naa sterke regenvlaagen, harde winden en schriklyke onweêrsbuien. De Winterkoude veroorzaakt hier zo veel vorst niet, als op de nabuurige bergen in Spanje: doch het is noodzaaklyk te stooken, waar toe de Engelsche Bezetting zich van koolen uit Groot-Brittanje voorziet. Eer de Ooste winden waaijen, voelen de zodanigen, die met Rheumatique ongemakken gekweld zyn, of verzeerde leden gehad hebben, derzelver aankomst. Doch de Levant-winden, gelyk men ze noemt, ter zyde gesteld zynde, heeft men weinig ongemaks, uit hoofde van de lugtsgesteltenis. De winden, uit het Westen en Noordwesten waaijende, zyn versterkend en verfrissend: doch de Levant-winden zyn bar, vogtig, en koud, zy voeren een ondoorzienbaare mist mede, en blaazen sterk op; doch deeze dikke dampen worden weggevaagd door het aanhouden van dienzelfden Oosten wind, inzonderheid wanneer dezelve na 't Noorden draait, 't geen doorgaans het geval is. Dan wordt de lugt klaar, de op ééngepakte wolken wyken, de zon schynt helder, en alle de | |
[pagina 612]
| |
afgelegene voorwerpen worden opgeheeven, en, als 't ware, nader aan 't oog gebragtGa naar voetnoot(*). Indien eene Vloot zich naby de Straat bevindt, wanneer de Levant-wind eerst begint te waaijen, heeft dezelve grooten kans om Gibraltar onontdekt voorby te vaaren: dewyl het bykans onmogelyk is, door de mist, die deeze Oostelyke winden aanvoeren, heen te zien, als dezelve eerst tegen de Weste winden aanwaaijen. Menig een enkel schip heeft zich, daar van bedienende, de waakzaamheid der bezettinge te leurgesteld, en geheele Vlooten zyn 's nagts, door den Levantschen nevel begunstigd, welke hun als tot een bedekkend gordyn strekte, de Straat doorgezeild. De Kruisers in de Straat moeten dikwyls voor deezen wind wyken, en in den Atlantischen Oceaan steeken, of in de haven van Gibraltar te rug keeren. Zomwylen zyn de Zuidweste winden met dik regenagtig weder vergezeld. De Spanjaarden, te Cadix, eene gunstige gelegenheid afwagtende, hebben 'er zich van bediend, om 'er in den nagt door te raaken, en zich met de Vloot in de Middelandsche Zee te veréénigen: want wanneer, in den Jaare MDCCXLIII, de Admiraal haddoch, met twaalf Schepen van Linie, in de baay van Gibraltar ten anker lag, zeilde de Spaansche Vloot 's nagts de Straat door, en veréénigde zich met de Fransche Vloot van Toulon. De Britsche Admiraal, uit Gibraltar zeilende, trof ze, binnen weinig dagen, aan, en vondt beide de Vlooten in Slagorde geschaard: als hy op de Spaansche Vloot aanhieldt, liet de Fransche Admiraal hem weeten, dat hy, dewyl de Spanjaarden en Franschen op een gezamenlyken Krygstocht uit waren, verpligt zou weezen, de Bondgenooten zyns Konings te helpen. Deeze tusschenspraak voorkwam het leveren van een slag: de vereenigde Vlooten waren tweemaal zo talryk als de Engelsche. Dergelyke gevallen zyn 'er zedert gebeurd, dat de Schepen uit de Levant in den Atlantischen Oceaan kwamen, terwyl de Engelsche Vloot in de baay van Gibraltar lag. Op een helderen dag, met een Westen wind, kan men de Gieren en andere Roofvogels, die 's jaarlyks van Africa na Spanje overvliegen, onderscheiden zien zitten op den top des bergs Calpe; doch wanneer de wind Oost | |
[pagina 613]
| |
loopt, is de Berg in minder dan een half uur tyds geheel met een wolk omgeeven. Zelden sneeuwt het te Gibraltar, en wanneer het sneeuwt, is het zo weinig, dat men het nauwlyks kan bemerken: veelvuldiger zyn de hagelbuien, die met zwaare rukwinden worden aangevoerd. Ys is 'er een zeldzaamheid, nogthans heeft men het, 's morgens zeer vroeg, ter dikte van een halve kroon, op den berg gevonden. Op de bergen van Grenada, die van Gibraltar gezien kunnen worden, ligt de sneeuw wel drie maanden agter een: en 'er zyn eenige diepe Valeien in deeze hooge gebergten, waar de sneeuw zeven jaaren bleef, zonder geheel gesmolten te zyn: en de wateren van een der twee rivieren, die de eertyds beroemde Stad der Romeinen, Illiberis, bespoelde, ontstaan uit de sneeuw van het gebergte in Grenada. De armen van de Crespeda, die zich na Tarisa uitstrekken, als of zy de Straat wilden overreiken, zyn, in eenige winters, veertien of vyftien dagen met sneeuw bedekt; het zeer hoog gebergte Abila, in Africa, ligt veele dagen besneeuwd. De winden, over het besneeuwde gebergte van Spanje waaijende, zyn zeer aangenaam voor de Inwoonders van Gibraltar. Eenige dagen, in den Zomer, zyn zo heet, en de dampkring zo drukkend geweest, dat men te Gibraltar nauwlyks kon adem haalen. Op een avond, in den Jaare MDCCLII, was de hitte zo geweldig, dat de Buuren elkander vroegen of hun huis in brand stondt; deeze hette ging vergezeld van een zwavelstank, zo geweldig, dat de vogels hunne nesten verlieten, en in de vensters der huizen vloogen. Ten besluite moeten wy nog een verschynzel, hier in den Jaare MDCCLIII waargenomen, optekenen: de avond was zeer heet, de lugt helder, de starren flikkerden met eenen meer dan gewoonen glans: de meesten van de bezetting zagen toen een Vuurbal; deeze kwam uit het Westen op, en schoot na het Oosten; de snelheid was verbaazend. Het licht van deezen Vuurbal was witagtig, gemengd met dat blauw, 't welk in vlam gestooken Brandewyn vertoont. De dampkring werd 'er zo schielyk en dermaate door verlicht, dat veelen vreesden voor eene oogenbliklyke verdelging door vuur van den hemel: zy stonden roerloos van schrik en verbaasdheid. Dit vuur was zo helder en doordringende, | |
[pagina 614]
| |
dat het, naar veeler gedagten, den Blixem zelve overtrof. Dewyl het uit het Westen opkwam, dugtte men dat het tegen het midden van de rots onder het Wagthuis zou aanstuiten; en daar het over onze hoofden heen ging vreesden wy voor de uitwerkzels. De wagt in het wagthuis verzekerde ons, nogthans, dat het zeer hoog boven hun heen ging: en na dat de Vuurbal boven de Middelandsche Zee gekomen was, verspreidde zich dezelve in verscheide vuurvlammen. De slag by de losbarsting werd gehoord op de paradeplaats, in de Stad, waar verscheide Officieren en anderen zaten om een avond lugtje te scheppen. Onmiddelyk na deeze losbarsting, veranderde dat sterke licht, zo helder dat men een spelde op straat zou hebben kunnen zien, in zulk eene zwaare duisternis, dat niemand een voet durfde verzetten: zy, die by elkander stonden, vroegen de een na den ander. Van de eerste verschyning deezes Vuurbals tot de losbarsting verliep 'er omtrent anderhalve minuut. |
|