| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
Verhandeling over de verschillende smaken der menschen, ter aantooninge, hoe de grootste verscheidenheid voortkomt, uit de verschillende opvoeding, die men aan de jeugd greft.
(Vervolg van Bladz. 564.)
Men verbeelde zich hier, (ingevolge van onze laatstgedaane voorstelling,) in de eerste plaatze, een jong levendig mensch, wel gemaakt, aan wien de natuur niets gespaard heeft, om hem eene goede uitwendige vertooning, een bevallig voorkomen, te schenken. - Vlug van geest, bezit hy natuurlyke bekwaamheden, om zich op eene treffende, op eene zeer bevallige, wyze uit te drukken. - Meer tot eenen zagten, dan tot eenen stuggen en stuurschen aart overhellende, valt de verleiding by zulk eenen gemakkelyk. Niet gewoon zynde zich met ernst op eene zaak toe te leggen, is hem de verandering zo eigen, dat hy zich nergens op bepaalen kunne. - Dit mensch heeft in zyne jeugd de de slegtste opvoeding gekregen. Men moge hem verbeelden in eenen staat, die hem boven het gemeen verheft, bedeeld met middelen, overeenkomstig met zynen staat. - Dit zal niet weinig medewerken om hem te bederven. - Eene verkeerde, eene onmatige liefde der ouderen, eene al te groote toegevendheid berokkend den kinderen een onvermydelyk verderf: nergens gebrek aan hebbende, van alles ryk en mild bedeeld zynde, worden ze gestort in een allerbeklagenswaardigen, in eenen by uitstek rampzaligen staat. In de tederste jeugd, zeer vatbaar voor de leiding, is zulk een, door de lafhartigheid van Vader en Moeder, te deerlyk verwaarloosd; en de zaden van ondeugd zyn door dezulken, welken daar tegen de grootste zorg en oplettendheid behoorden te
| |
| |
gebruiken, met eigen handen ryklyk in het zwak en teder gemoed gestrooid; zaden, die welig wassen, en, door derzelver gullen wasdom, het verderf der Jeugd bewerken. - By het vermeerderen der jaren doen zich eene menigte van verleidingen, gepaard met verdervelyke voorbeelden, op: - allen leggen zy zich op hem toe; allen loopen zy op hem aan, en ze hebben weinig gewelds te gebruiken, om hem te verleiden, om hem meê te slepen, of ter navolging aan te dryven. De overvloed van alles brengt met zich, dat men zo schielyk van alles walgt, als men het begeerd heeft; - en die onuitputtelyke bron van verkeerde lusten vult wel dra de mate van ongebondenheden tot overloopens toe. - De gelegenheid, om het verstand te scherpen, verwaarloosd zynde, zo word de gansche smaak bedorven. - Van het ware schoon heeft men de geringste kundigheden niet, daar men zich alleen bepaald heeft, tot het geen eene flikkerende vertooning maakt. De dartelheid, als eene onafscheidbare gezellinne der zinnelyke vermaken, voegt zich weldra aan de zyde der Ondeugd. - De overdaad, de verkwisting, volgen dezen trein; en doen de Ondeugd al dieper en vaster wortelen schieten in het bedorven hart. - Al ras werden alle banden verbroken, alle teugels ten eenemaal verscheurd. De wellusten, de ongebondenheden, onkuischheid en allerleie grove, voor de Maatschappy verdervelyke gebreken, slepen zulk eenen verdorveling geheel met zich, en knellen hem in de slaafsche banden harer slavernye. - Dus in weelde en dartelheid opgewassen, kwelt hy zich nergens mede. Het eenige, waarop hy zich toelegt, en dit doet hy ten fterkste, is, zyne vlugheid, zyne aartigheden en geestigheid aan al de wereld te doen blyken; op dat dezelven ieder een, by alle gelegenheden, in 't oog loopen; en ieder wete, hoe bekwaam hy zy, als een vuile en snoode spotter, met al wat ernstig is, kwaadaartig en laf den draak te steken. - Alle de aartigheden van zulk een mensch bestaan in onbeschofte, in vuile en oneerbare reden, die
alle kuische ooren kwetzen moeten. - Die aartigheden loopen uit op Godtergend vloeken en zweren; Godslasteringen, het spotten met zynen Maker, het verguizen van zynen Schepper. - Zo ver gaan veelal baldadige Ligtmissen; door eene verkeerde, door eene kwade
| |
| |
opvoeding, dermate bedorven, dat zy het tot hunne grootste eer stellen en onder hunne uitgelezenste, hunne allertreffendste aartigheden rekenen, met het Opperwezen, op de baldadigste wyze, te spotten; dat ze zich beroemen op het plegen van de snoodste, de ongehoordste euveldaden. - Zo ver gaan ze veelal, dat zy hunne hoogste eer in hunne grootste schande stellen. - Nergens door bedwongen, door niets weêrhouden of beteugeld, is 'er gene misdaad, hoe snood ook, of zy durven dezelve ter uitvoeringe brengen, mits zy maar van de regterlyke openbare straf bevryd kunnen blyven.
Dan een jammerlyk lot is niet zelden eerlang het deel van dusdanige Menschen, welken alle hunne bedryven alleenlyk inrigten naar de inspraak hunner bedorven neigingen; en zich dus geheel en al slaafsch overgeven, aan de verdervelyke en breidelooze wellusten dezer bedorven wereld. - Zy toch, die op deze wyze eeniglyk leven, om hunne dierlyke, hunne vleeschlyke lusten te voldoen, ontvangen vroeg of laat het rampzalig loon, dat op de dartele wellusten volgt. - De zwaarste tydelyke rampen druischen met gehele drommen op denzulken aan, die zyne dagen in onkuischheid, in allerleie onbeteugelde weelde, slyt; die zyne dagen doorbrengt in toomelooze, in overdadige wellusten. - Die vuile zonden berokkenen hem, onvermydelyk, de afschuwelykste plagen; en slepen hem doorgaans, onder het uitbraken van eene wanhopige ziel, vroegtydig in het graf; waar uit hy ten jongsten dage eens geroepen zal worden, om te verschynen voor het gerigte van den allerhoogsten Rigter; alwaar hy den welverdienden loon zyner gepleegde euveldaden ontvangen zal.
Gelyk nu de sterkste koleuren, die 't meest van elkanderen verschillen, nooit meêr afsteken, dan wanneer zy naast, of tegens elkanderen, worden overgeplaatst; zo schittert, ook de beminnelyke Deugd nimmer met schooner glanzen af, dan wanneer zy naast, of tegen, de verdervelyke ondeugd overgeplaatst word. Dit zal men in dezen ten duidelykste ontdekken, als men, naast de zo even hatelyke schildery van een ondeugend mensch, het aangename afbeeldzel hangt van zulk eenen, die in al zyn handel, in alle zyne bedryven, in zyn gansche leven, nooit van het spoor der Deugd is afgeweken.
| |
| |
- Welke hatelyke trekken zal men dan in de eerste schildery, en welke aanminnige in het tweede afbeeldzel bespeuren! Een onderscheid voorwaar zo groot, als men zich in de meest verschillende koleuren met mogelykheid kan verbeelden. - Een onderscheid zo groot, dat het den minst oplettenden in het oog loopt, en doe walgen van het hatelyke der eerste; terwyl de twede zelfs aan hare Vyanden beminnelyk toeschynt.
Men verbeelde zich hier, in tegenoverstelling van onze gegeven tekening, een Mensch, die, van zyne vroegste dagen af, nimmer lafhartig het spoor der aanbiddelyke Deugd verlaten heeft; die nooit gehoor gaf aan de verleidelyke weelde, noch zich liet wegslepen door betoverende wellusten. - Men verbeelde zich een Mensch, die, door eene treffelyke opvoeding geleid, de zondige, de bedorven begeerlykheden van het hart heeft leren beteugelen; die zich nooit, door de verleidingen van eene looze, van eene ten eenemaal verdorven wereld, heeft laten vervoeren. - Men stelle zich zulk eenen voor; welk een magtig groot onderscheid zal 'er zich opdoen, en hoe veel beminnelyker zal deze ons voorkomen, dan hy, die, aan alle godlooze en baldadige wellustigheden overgegeven, een leven leid, schadelyk voor zynen evenmensch, verdervelyk voor de gehele maatschappy, allerrampzaligst voor zich zelven!
Van zyne kindsheid af hebben zyne Ouders het vooral daar op toegeleid, dat ze hem de Deugd, als het beminnelykste aller voorwerpen, afschilderden; zy hebben hem ingeboezemd, dat hy zich daar door, daar door alleen, by al de Wereld beminnelyk kan maken; dat de Deugd uit eigen aart strekt, om zyn geluk, geduurende zyn leven, op aarde te bevorderen; en dat zy het zelve, met het afloopen van dit tydelyke, in de emdelooze eeuwigheid zal voltooijen. - Zulke lofwaardige gronden, in het teder hart gelegd, deden den Jongeling zich dermate gewennen aan deugdzame bedryven en handelingen, dat zyn gansche gedrag niet anders was, dan eene aaneenschakeling van loflyke daden. - De denkbeelden van Deugd, hem met de kindsche jaren ingeprent, rustten op die denkbeelden, welken ieder mensch natuurlyk heeft van zedelyk goed en kwaad; op die denkbeelden, welken het geweten in elk mensch werkt; welken het redelicht aan het verstand brengt, dat aller zielen met deze edele kennis vervuld. - | |
| |
Alle die denkbeelden werkten in hem zamen, en verenigden zich, om hem op te leiden tot het eenige tot het volmaaktste goed. - Langs dezen weg geleid brengt men hem, tot het onderzoek van de gronden en de natuur van den Christelyken Godsdienst. - Deïstische denkbeelden, kon hy zich, na een behoorelyk onderzoek, onmogelyk vormen; hier over behoefde men gene zwarigheid altoos te maken. Door de rede geleid, was hy wel dra van de gewigtigste waarheden van den natuurlyken Godsdienst overtuigd; deze overtuiging bevestigde hem op het allersterkste en onwrikbaarste in den Christelyken Godsdienst; de vertegenswoordiging van deszelfs bevelen bleven hem gestadig voor den geest, en zy hadden voorts een verbazenden invloed op zyn gehelen wandel. - Den lof van zynen Maker te verkondigen, en deszelfs eer te verbreiden, is van daar zyne geliefdste bezigheid. - Zorgvuldig zoekt hy zich te wagten, van dat onemdig Opperwezen, van 't welk zulk een overvloed van weldaden en goedheden afdaalt,
immer reden van misnoegen te geven. - Het zedelyk kwaad komt hem in zulk een hatelyk licht voor, dat hy zich nimmer oplettend genoeg schatte, om 'er tegen te waken, en op zyne hoede te wezen. - Het kwaad is by hem kwaad uit de natuur, om dat het tegens het hoogste goed stryd. Hy houd iets niet voor zedelyk kwaad, om dat de wetten het verbieden; maar is van oordeel, dat het, zonder de Wetten, zedelyk kwaad is. De Wetten, dit staat by hem vast, verbieden het kwaad, om dat het in den aart kwaad is, en gebieden het goede, om dat het waarlyk overeenkomstig is met de natuur en den aart der dingen. Hy bezeft overtuigelyk, dat men anders tot die opgerymde stelling moet vervallen, dat goed en kwaad iets willekeurigs zyn, afhangende van 's menschen bepalingen; zo dat iets goeds zoude zyn, om dat de menschen het voor goed verkozen te houden, of kwaad, om dat zy 't als kwaad begrepen. - Alle zyne bedryven worden nauwkeurig gewikt en gewogen, voor hy ze uitoefent; en na derzelver verrigting overdenkt hy, wat 'er in verzuimd, wat 'er nog in af te keuren, en wat 'er lofwaardig in zy. - Deze treffelyke gewoonte, uit eene onwaardeerbare opvoeding geboren, is hem zo eigen geworden, dat zyn gedrag geen zweem van gemaaktheid hebbe, noch eenige de minste zogenaamde Godvrugtige waardy
| |
| |
uitwendig vertoone. - Al zyn gedrag is natuurlyk, ongemaakt; en zyne deugdzame hoedanigheden vergezellen hem als zyne getrouwste gezellinnen, overal, waar hy is, en in welke gevallen, of omstandigheden, hy zich bevind. - Ondertusschen is hy voor vermaken niet onaandoenelyk; hy onttrekt zich niet aan zulken die geoorloofd zyn, maar hy geeft 'er zich niet ongebonden aan over, en daarom walgen zy hem ook nooit. - Zulk een Jongeling, die het genoegen zyner ouderen is, agt men tevens het vermaak der gezelschappen te zyn: en elk rekent het zich eene eer, met hem om te gaan. Men vind hem, daar hy in al zyn gedrag, zo wel in vrolykheid als in ernst, eenpaarig is, altoos aangenaam en nuttig, van eenen zagtmoedigen inborst, bescheiden en vriendelyk zynde; alles vermydende wat zou kunnen beledigen; zich, naar de voorkomende omstandigheden, inschiklyk in al zyn spreken en gedragingen, nederig aanstellende; meêr van anderen willende leeren, dan men van hem leert; hoewel alle zyne gesprekken ten uitersten leerzaam zyn, zo word hy zelfs van de ondeugd geëerbiedigd. - In zyn gansche gedrag is hy opregt, en de billykheid geeft hy altoos plaats. Zyn verstand, zyne kundigheden, vertoont hy nooit opzettelyk, maar slegts als by toeval; en hier door zyn ze nooit verveelend, noch iemant tot last. Zyn gansche leven is voor zichzelven eene aaneengeschakelde keten van waar vermaak, van wezenlyk genoegen, en van het uitgestrektste aardsch geluk; terwyl het tevens aan anderen tot het zelfde einde dient, waartoe het hem verstrekt. De gansche Maatschappy trekt nut van zulke menschen; elk heeft 'er min of meer gevoel van in de zamenleving. - Heeft men raad en bestiering noodig, zie daar de toevlugt, tot welken men zich henen wend. - Nimmer mist het, hier den besten, den heilzaamsten raad te ontvangen. - De veragtelyke, de naakte armoede is hier in gene versmading; maar word van dekzel bezorgd. - De hongerige word gespysd, of hem het middel aangewezen, waar door hy zyn
dagelyksch brood winnen kan. - De ouderlooze, de hulpelooze, de beklagenswaardige Wezen, vinden hier hunne getrouwe Vaders, hunne bezorgde Moeders weder. - De bedrukte, de troostelooze Weduwe vind hier haar troost, haar stut en steun. - De verdrukten, de vervolgden,
| |
| |
worden in hunne verongelykingen verdedigd; hier ontdekken zy de veiligste toevlugt, den getrouwsten beschermer. - Alles trekt voordeel uit zulke brave leden der maatschappy. Zy bevorderen de eendragt in de zamenleving, en bewaren de beste orde onder de menschen: zy dringen de gehoorzaamheid aan de wettige Overheden op het sterkste aan, en doen een ieder de liefde tot God en den naasten, als den grond van alle pligten, aanmerken. - Word de schoone Christelyke Godsdienst door spotters, en godlooze menschen, met beschimping en veragting aangevallen; dezelve word door dezulken verweerd met wapenen die gewoon zyn te overwinnen. - Deze vermogende wapenen zyn zagtmoedigheid, liefde, overtuiging en waarheid; - de zegenrykste wapenen inderdaad, de best geschiktste, om den Godsdienst te verdedigen, en te beschermen.
Zie, zulke gewenschte gevolgen heeft eene goede opvoeding doorgaans. - Het gebeurt maar zelden, dat zy, dien, van kindsbeen af, de regte begrippen van de ondeugd en derzelver heilloze gevolgen, mitsgaders van de Deugd met haar gelukkig uiteinde, ingeboezemd zyn; dat dezulken, die dus van jongs af het kwaad leren vlieden, en haten, het goede integendeel hebben leren aankleven en betragten; het gebeurt, zeg ik, maar zelden, dat de zodanigen, by het opwassen, de verleidingen niet kunnen wederstaan; maar door dezelven weggesleept worden. - Gewapend tegen derzelver schokken en aanvallen, staan zy het grootste geweld door, dat men op hen doet; en keren als zegepralende overwinnaars uit den stryd.
Welk een verbazend, welk een hemelsch breed verschil vertoont zich hier tusschen deze twee afgeschetste characters. - Zo hatelyk als het eerste is, zo beminnelyk moet het twede aan al de wereld voorkomen. - De Deugd tog is in zich zelve beminnelyk; de ondeugd zelfs moet haar hulde doen. - Hoe verre zy het, die aan de verdervelyke wellusten dienstbaar geworden zyn, beneden zich rekenen, om zelven deugdzaam te leven, kunnen zy nogthans niet nalaten, de Deugd, in hare beminnaars, en opregte navolgers, te eerbiedigen. - Zo groot nu als het verschil is, dat men weldra ontdekt heeft, tusschen den afgeschetsten Deugdzamen, en den wellustigen; even zulk een verba- | |
| |
onderscheid ontdekt men in duizend en duizend anderen; in een ieder, naar mate hy in zyne tedere jeugd opgetrokken en geleid zy. - Elk mensch heeft zekerlyk in zyn aart, inborst, en manier van bestaan, zeer veel, dat hem van zo vele millioenen anderen onderscheid; 't geen hem juist dat mensch en geen ander doet zyn. Maar met dit alles is 'er nogtans eene eenparige overeenstemming tusschen allen, tusschen zo vele millioenen deugdzame menschen, als 'er van den beginne af geweest zyn, nog zyn, en ooit zyn zullen. Deze eenparige overeenstemming nu maakt dat magtig, dat hemelsbreed onderscheid uit, 't geen 'er wezentlyk plaats heeft, tusschen deugdlievende en ondeugende menschen. En dit onderscheid vloeit bykans uit gene andere bron, dan uit die van de leiding, welke ieder mensch in zyne jeugd ontvangt. - Alle de goede hoedanigheden, welken men in de jeugd ontdekt, worden, door een goede opvoeding, door eene deugdzame leiding opgewekt, en aangekweekt; - waartegen zy, onder eene verwaarloozende opvoeding, door de menigte ondeugden, door een gewigt van gebreken, ras onderdrukt worden. En dit gebrek is, helaas! de groote, de voorname oorzaak, waardoor men de jeugd in onze dagen veelal zo geheel en al verdorven ziet. Hieruit ontstaat het inzonderheid, dat velen den Godsdienst zo schandelyk verwaarloozen, -
dat de Deïstery, en allerleie wangevoelens, welken gestadig nieuw voedzel aan de gebreken verschaffen, van dag tot dag onder ons toenemen. - De verwaarloozing van de jeugd is des zo nadelig voor het gemenebest, dat 'er geen slimmer, geen verdervelyker plaag uitgedagt kunne worden. Mogten wy in dit allergewigtigst stuk eens eene gehele verandering, eene volkomen hervorming, onder onze Landgenoten, ontdekken! Hoe veel grooter zou het genoegen veler ouders zyn; - en welk een onwaardeerbaar nut zou het der zamenleving toebrengen! Onze schoone Godsdienst zou dan geen gevaar meer loopen, van aangerand te worden, en versmadingen te lyden: men zou denzelven in tegendeel eerbiedigen en betragten. Het gevolg van dit alles zou wezen; dat de goedertierenheid en de waarheid elkander zouden ontmoeten; de geregtigheid en de vrede zouden elkander kussen; de waarheid zou uit de aarde spruiten; de geregtigheid zou uit den Hemel nederzien, en de Heere zou ons het goede geven.
c.v.d.g.
|
|