Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 572]
| |
Menschen zoeken de logge lustloosheid en kwyning der ledigheid te ontgaan. Zonder den prikkel van eerzugt, roem, belang of nayver, wikkelen zich de Menschen in tot gevaarlyke en moeilyke onderneemingen. 'Er is eene schielyke opeenvolging van denkbeelden, een vloed van geesten, een sterke aandoening, die ontstaat uit het aanwenden onzer vermogens, en ryklyk opweegt de smert van te leurstelling en de vermoeienis van onafgebrooke aandagt. Een der nuttigste uitwerkzelen van werkzaamheid is, dat dezelve de rust aangenaam maakt. Geduurige rust verwekt eene ondraaglyke smerte. Maar eene met oordeel afgewisselde rust en werkzaamheid, een onbezorgd genot een kragtig aanwenden onzer vermogens, leveren, mag ik deeze spreekwyze gebruiken, de rechte saus des leevens op. Is het al te gerust, het wordt smaakloos, is het al te woelig, het verveelt. De zagte rust, noodig om de kragten eener afgesloofde ziel te versterken, hebben de wysste en grootste Mannen in eigen huis en aan eigen haard gezogt. Hoe veele Raadsheeren en Helden zyn de toejuichingen der woelende wereld ontweeken, om het lief gesnap hunner Kinderen te hooren, en de zoetigheden der Huislyke verkeering te smaaken. Zy wisten, dat zelfs hunne beste Vrienden, in den doorgaanden loop des leevens, eenigermaate gedreeven wierden door baatzoekende inzigten in het betoonen hunner genegenheid; dat veelen hunner naavolgeren hunne daaden goedkeurden in de hoop op belooning; en dat de wispelturige menigte, hoe yverig ook, niet altoos met oordeel te werk gaat in het geeven van goedkeuring. Maar de agting, hun betoond in hun eigen huis, de goedkeurende lachjes aan hun eigen tafel, zyn de waare uitwerkzels van ongeveinsde Liefde. De Kinderkamer heeft dikwyls de vermoeienissen van den Letteroefenaar, den Staatsman en Raadsheer verzagt. Niets brengt meer toe om aangenaame gewaarwordingen te verwekken dan het zien van kinderlyke eenvoudigheid, in de verrukkingen van 't spel. Alle de aandoeningen der onbedwonge natuure vertoonen zich, en verschaffen stoffe van aangenaame overweeging aan de ziel des wysgeerigen Waarneemers. Met de Kinderen deel te neemen in hunne kleine vermaaken is geen- | |
[pagina 573]
| |
zins beneden de waardigheid van een Man. Het is een der zuiverste bronnen van vrolykheid. Het heeft een invloed op de verbetering van het hart, 't welk onvermydelyk iets aanneemt van het gezelschap, 't geen ons omringt. Onschuld zo wel als misdryf wordt medegedeeld, en vermeerderd door voorbeeld. En de groote Insteller der Euangelische Wysbegeerte leeraarde ons de eenvoudigheid der Kinderen na te volgen. Hy schynt zelfs genoegen geschept te hebben in hunne tegenwoordigheid, en vondt in hun, 't geen hy te vergeefsch zogt onder de zodanigen, die zich verre boven hun verheven waanden, onbesmette zuiverheid der harten. Onder de groote verscheidenheid van schilderyen, door het leevendig vernust en de sterke verbeeldingskragt van homerus in zyne Iliade gemaald, is 'er geen behaaglyker dan het Familiestuk, verbeeldende het afscheid van hector en andromache. Het hart wordt zo wel getroffen als de verbeelding vermaakt. Wy bewonderen hem als hy in volle wapenrusting staat in 't midden der krygsdrommen; doch wy beminnen hem meer als hy zyn helm afneemt, op dat hy zyn klein Kind niet mogt verschrikken door de zwierende helmpluimadie. Het teder tafereel van Huislyke liefde verpoost ons op eene verrukkende wyze terwyl alles rondsom woede en kryg ademt. Wy scheppen genoegen als wy den arm, die kortling dood en verwoesting onder de vyanden bragt, uitgestrekt zien om een Zoontje, met vaderliefde, te omhelzen. Zommige Oordeelkundigen zouden die aangenaame aandoening geheel toeschryven aan de tegen elkander overstelling deezer denkbeelden; doch, vóór allen oordeelkundig onderzoek, ontstaat dezelve, uit de voldoening, welke wy natuurlyk scheppen op het beschouwen van groote characters, bezig in tedere en beminnelyke verrigtingen. Doch, naa alles wat gezegd is van de zuiverheid en weezenlykheid der Huislyke Vermaaken, schynen zy ongelukkig voor een groot gedeelte des Menschdoms, smaakloos, onmanlyk, en niet in staat om voldoening te geeven dan aan de zwakken, de geestloozen, de onbedreevenen, en de verwyfden. Men bevindt menigwerf, dat zy, die zich op vernuft en hedendaagsche Wysbegeerte veel laaten voorstaan, de aangenome denkbeelden van een voorzigtig en welberaaden gedrag versmaaden; | |
[pagina 574]
| |
en, terwyl zy hoog opgeven van een onbekrompener hart, hunne leevenswyze naar de baatzoekendste beginzelen inrigten. Alles wat maar weinig schynt te strekken om eigen vermaak en voordeel te wege te brengen, laaten zy over aan die eenvoudige zielen, die dom genoeg zyn om den weg des leevens voort te zetten langs den regten weg des gezonden verstands. 't Is waar, zy zullen toestemmen, dat de wereld moet bestaan door geduurige opeenvolging der geslachten; en het is niet min waar, dat men, naakroost verwekt hebbende, voor 't zelve alle omzigtige voorzorge moet aanwenden. Doch laaten laager zielen zich met die moeilyke taak belasten. Indien de driften kunnen voldaan worden, zonder deeze bezwaarende gevolgen, vieren zy aan dezelve den lossen teugel. Maar de moeite der Opvoedinge laaten zy over aan die dwaas genoeg zyn om daar vermaak in te scheppen. 'Er zal altoos een genoegzaam aantal weezen, wier dwaasheid hun aanzet, om, tot het voldoen hunner driften, zich in een leeven van geduurige zorg en bekommernis te steeken. Het Paradys der zotten zal nooit ledig zyn. Hoe verwaand deeze voorstanders van een nieuw uitgevonden Stelzel in de Wysbegeerte ook mogen weezen, kunnen wy niet denken, dat zy zich boven cicero zullen verheeven agten. Cicero voelde, nogthans, met al de verheevenheid van ziel welke hy bezat, de tederheden der Egtverbintenisse en Ouderliefde, en bekende, op zekeren tyd, dat hy in geen gezelschap eenig genoegen smaakte, dan om het gezelschap van zyne Vrouw, zyne kleine Dogter, en zyn lieven jongen cicero. De groote thomas more, wien niemand van bekrompenheid van ziel verdenken zal, die door eene zeer zonderlinge verhandeling getoond heeft, dat hy in staat was om voor zichzelven te denken en te kiezen, verklaarde, dat hy een groot gedeelte van zyn tyd besteedde aan het vermaak zyner Kinderen, hier toe opgewekt door de vereenigde beweegredenen van pligt en vermaak. Menschen, die voorwenden hunne denkbeelden over 't menschlyk leeven opgemaakt te hebben uit veelvuldige Waarneemingen, zullen hier mischien in 't midden brengen, dat Huislyk Geluk, hoe bevallig ook in de beschryving, even gelyk veele Poëtische droomen, eene uitlokkende schildery is, ontworpen door een goed hart, en door eenelee vendige verbeeldingskragt met de gloeiend- | |
[pagina 575]
| |
ste kleuren geschilderd. Het gezelschap, zeggen zy, zelfs der zodanigen, die wy beminnen, wordt smaakloos, smaakloosheid slaat tot wederzin over, en wederzin, langen tyd gekoesterd, verbittert den aart; gemelykheid is het natuurlyk gevolg. De huislyke kring wordt een tooneel van oneenigheden. Onderlinge afkeer is vernuftig in het uitvinden van onderlinge plaagen. Een doodlyk stilzwygen, zomtyds door grommende bedillingen afgebrooken, is dagelyks werk, tot dat het inkomen van deezen of geenen vreemdeling voor een tyd eenig bedwang oplegt, en die goede luim opwekt, welke de bestendige gesteltenis behoorde te weezen, onder de zodanigen, die door banden van genegenheid of bloed zich aan elkander verbonden vinden. Eene beschreienswaardige ondervinding bekragtigt zomtyds de waarheid deezer aanmerkingen. Doch dat 'er veel Huislyk Ongeluk gevonden wordt, levert geen bewys op, dat 'er geen Huislyk Geluk plaats hebbe. Natuurlyke ongevoeligheid, natuurlyke slegtgeaartheid, kwaade hebbelykheden, gebrek aan opvoeding en heusche zeden, en het verzuim der gewoone regelen van betaamelykheid, zullen elken Leevensstand onaangenaam maaken. En het is, in geenen deele te verwonderen, indien die maate van geluk, welke alleen uit eene welvoeglyke verééniging kan volgen, onbekend is, waar zy, die met de banden des Huwelyks zich veréénigd vinden, door eene natuurlyke of aangewende strydigheid van aart, van elkander gescheiden worden. In de gedwonge verbintenis van den Slang met de Duif, of van den Tyger met het Lam, waar van de Dichter zingt, kan geen liefde plaats grypen. Wanneer wy spreeken van het Geluk der Egtelingen, veronderstellen wy, dat allen, door dien band aaneen gestrengeld, oorspronglyk door wederzydsche genegenheid tot elkander gedreeven wierden, en door bestendige vriendschap by elkander gehouden worden. Waar dit het geval niet is, hebbe men het te wyten aan de oneenige gesteltenis der Partyen, en niet aan de weezenlyke natuur van Huislyke Verkeering. Onder het geleide der Voorzigtigheid, vroegtyds eene Huwelyksverbintenis aan te gaan, is een der beste beschermmiddelen der Deugd. De Pligten, ontstaande uit de betrekkingen van Egtgenoot en Vader, zyn van | |
[pagina 576]
| |
dien tederen aart, dat zy goedheid én menschliefde inboezemen. Hy, die een hulploos Kind ziet, hem aanschreiende om ondersteuning, zal niet ligt zich verloopen in eene buitenspoorige leevenswyze, of overgeeven aan werklooze ledigheid. Hy, die een opgroeiend Gezin, met den tyd, in eene bedorvene wereld zal laaten intreeden, zal omzigtig weezen om geen kwaad voorbeeld te geeven: de besmetting daar van, door 't vaderlyk gezag versterkt, zou onwederstandlyk bedervend weezen. In deezervoege zyn veelen, die, in den Ongehuwden staat, waarschynlyk hun leeven niet alleen onnut voor anderen zouden doorgebragt hebben, maar overgeslaagen weezen tot een losbandig en slegt gedrag, nutte Leden der Zamenleevinge geworden, en tot eene hoogte van zedelyke vordering opgeklommen, welke zy anderzins niet zouden bereikt hebben. De versmaading met welke de Huislyke Vermaaken hedendaagsch bejegend worden, is een maar al te zeker kenmerk van verdorvenheid, en teffens een bewys van onkunde in 't geen weezenlyk genot mag heeten. Dezelve toont gebrek aan smaak, aan oordeel, en goede zeden. Want de algemeene stem der Ervaarenen heeft, door alle eeuwen, verklaard; dat men in eigen Huis het waaragstigst genoegen vondt. |
|