Waarneemingen, gedaan wegens de graaden van hette op den berg Vesuvius.
Door den Heer Jean Howard.
‘In een onzer onlangs uitgegeevene StukjesGa naar voetnoot(*) hebben wy, verslag doende van eene Beklimming der Piek van Teneriffe, de verbaazende Hette vermeld, welke uit de spleeten daar van voortkwam; hier by zal niet kwalyk voegen, eene Opgaave der Graaden van Hette op den Vesuvius; te meer, zal zulks, uit hoofde van de jongste schriklyke Uitbarstingen deezes Vuurbraakenden Bergs, onzen Leezeren gevallen: dus luidt het berigt van den Heer howard’.
Den Berg Vesuvius beklimmende, stak ik menigmaal den bol des Thermometers in den grond, zonder voor eenigen tyd eene merkbaare Hette te ontdekken. De eerste graad, waar toe de Thermometer, van fharenheit opklom, was 114o. Ik deed myne waarneemingen in de twee of drie minuuten, tot dat ik den top bereikte: en bevond dat de Thermometer allengskens rees op 122o, 137o. 147o. 164o. en 174o.
Den top beklommen hebbende, stak ik den Thermometer in een gat, tusschen twee beddingen eener oude verharde Lava, en dezelve tekende 218o. Zodanig een klimming wekte myne nieuwsgierigheid op. Ondanks de ongemakken der uitwaassemende dampen, wilde ik beproeven of de graad van Hette, by de Opening des Brandenden Bergs, nog grooter ware. Ik daalde eenigzins af in den mond; en in twee waarneemingen, die ik, met alle zorgvuldigheid, deed, op twee verschillende plaatzen, tekende de Thermometer 240o.
Vraagt men, hoe iemand, te voet, en bukkende, of zich nederzettende op den grond, om deeze waarneemingen te doen, deeze buitengewoone maat van Hette kon verduuuren? Ik antwoord, dat die Hette, 't zy op den top, 't zy in den mond des Vuurbraakenden Bergs,