Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Verbum in transitu,
| |
[pagina 428]
| |
'er toen Menschen gevonden wierden, die het zich tot eene eere rekenden, daar veel in te leezen; ja zelfs hun Leevensgedrag, zoo veel het mooglyk was, naar de voorschriften, daar in vervat, te rigten; en dat hy, die 'er best in slaagde, niet slegts voor een eerlyk, maar zelfs ook voor een verstandig, Man gehouden wierd. Tot jaaren van onderscheid gekoomen zynde, hebbe ik, my zulks herinnerende, zomtyds wel eens by my zelven gedagt, hoe het mogte zyn, dat men thans in de algemeene Samenleevinge zoo weinig, en byna in het geheel niet, van dat Boek hoort spreeken. Maar ik gelcove, dat ik 'er nu de reden van ontdekt hebbe. Ik bragt my onlangs eenige lessen en vermaaningen, die ik 'er uit onthouden hadde, zoo veel my mogelyk was, leevendig voor myn Geest. Dit doende, hebbe ik 'er terstond de reden van begreepen. Die lessen en vermaaningen tog zyn zoo regelregt strydig, met de zeden onzer betere en beschaafde tyden, dat men 'er zich geen oogenblik meer over behoeve te verwonderen, dat het genoemde Boek thans geheel in onbruik geraakt zy. Ik kan nu wel zien, dat fatsoenlyke Ouders zeer verstandig handelen, wanneer zy hunne Kinderen nooit, of ten minsten zeer zelden, in dat Boek laaten leezen: want
Quo semel est inbuta recens, servabit odorem
Testa diu - - -
Vermits de tedere verstanden der Kinderen, door de ondervinding, nog niet genoegzaam gesleepen zyn, zoo zouden die onervaaren Wichten den inhoud van dat Boek zomtyds voor nuttig aanneemen; en 'er al hun leeven eenen zekeren indruk van kunnen behoud en? Indien zy dan in het vervolg naar zulke zedelessen te werk wilden gaan, zouden zy het niet verre in de Wereld brengen. Waar toe zoude immers iemand thans de Eerlykheid dienen, dan om altoos arm te blyven? de Maatigheid, dan om van elk bespot; de Opregtheid, dan om bedrogen; en de Waarheid te spreeken, dan om gehaat te worden? 't Is waar, men zal my tegenwerpen, dat die Kinderen, schoon men ze al niet in den Bybel laat leezen, egter, gelyk het fatzoenlyke lieden betaamt, in vervolg van tyd ter Kerk zullen gaan, daar zy dan niet slegts iets uit den Bybel hooren voorleezen, maar ook verklaaren. Dan deeze tegenwerping zoude mooglyk kunnen gelden, by zulke onnoozeie Menschen, die niet beter weeten, dan dat men ter Kerk gaat, alleen maar om naa de Predikaatie te hooren. Maar ze zal van weinig kragt zyn, by lieden, de de Wereld verstaan, en een nutter gebruik van het Kerkgaan weeten te maaken. Zou men ter Kerk gaan, om naa den Leeraar te lu steren, heven tyd! waartoe zouden zich dan de Dames zoo pragtig kleeden; zoo sierlyk laaten kappen en krullen! mdien het niet veel meet was om van de Heeren, (dien ik ook den lof moet | |
[pagina 429]
| |
geeven, dat zy in dit stuk voor de Dames geen stroobreedte behoeven te wyken,) te worden gezien, en aan dezelven dies te bevalliger voor te koomen. Of, zoo 't niet ware, om aan haar's gelyken den loef af te steeken, door het eerst eene nieuwe Mode voor den dag te brengen; waar door, met reden, onder de schoone Sexe, ruim zoo groot eene jalousie ontstaat, als onder de Visschers, die den eersten nieuwen Haring om stryd aan land zoeken te brengen. Dat men zich, geduurende den Kerkdienst, weinig met de Predikaatie bemoeid heeft, kan men, by het uitgaan der Kerk, ook duidelyk genoeg bespeuren. Dan toch hoort men, eenige ouwerwetsche Sammelaars uitgezonderd, nooit spreeken over het verhandelde, maar wel over het fatsoen en de stof van dit of dat kleed; over zaaken, die men verrigt heeft, of nog verrigten zal; - waar men dien avond vrolyk zal doorbrengen, enz. Ieder opmerkend Leezer kan hier uit klaar zien, dat men vardien kant weinig gevaar te dugten heeft. Veel meer gevaars heeft men, in tegendeel, van het menigvuldige Bybel-leezen te wagten. Men zou, als men daarvan zyn werk maakte, mooglyk overtuigd kunnen worden, dat het, tot ons tydelyk en eeuwig welzyn, volstrekt noodig is, onzen wandel naar die lessen en vermaaningen in te rigten. Om nu niet slegts de nutteloosheid, maar zelfs de schadelykheid hiervan, ten minsten voor het tydelyke, aan te toonen, zal het voor tegenwoordig genoeg zyn, maar eenige Bybelsche lessen by te brengen. Waneeer wy dezelven maar eens ter loops nagaan, zullen we overtuigd zyn, dat dezelven regelregt, tegen de middelen om ons Fortuin te maaken, aanloopen. Neemt eens, by voorbeeld, Alle dingen dan die gy wilt dat u de Menschen zouden doen doet gy hen ook alzooGa naar voetnoot(*). Dit wil zo veel zeggen, als, zorgt, zoo wel voor het welzyn van uwen evenmensch, als voor dat van u zelven. - Zyt niemand tot schade om uw eigen voordeel te zoeken, - tragt, door geen ongeoorloofde middelen, een ander van zyn geld en goed te berooven. - Zyt niet uiterlyk minzaam en vriendelyk tegen denzelven, wanneer gy in uw harte eenen doodelyken haat tegens hem voedt.- Gy ryken, laat geen eerlyk behoeftig Mensch u vergeefsch om uwen bystand smeeken; - en nog veel ander thans ongehoorde zaaken meer; dewyl gy allen niet zoudet willen, dat de Menschen u zoo deeden. Indien men nu in het algemeen zyn gedrag hier naar wilde inrigten, zonde dit niet eene groote verwarring, ja een geheelen omkeer van zaaken, te weeg brengen? Dan zoudet gy, ô schrandere Geesten, die u zelven, ten kosten van het zweet en bloed nwes evennaastens, lekkere maaltyden en een gemaklyk leven weet te bezorgen, uwe handelingen tegen dit voorschrift ver- | |
[pagina 430]
| |
gelykende, ras bespeuren, dat dezelven ongeoorloofd waren; en zien, dat alle uwe schranderheid maar dwaasheid geweest is; ja dat gy, ô schande, veel eer in het zweet uwes aanschyns uw eigen brood behoorde te eeten: dewyl gy immers niet zoudet willen, dat een ander, ten koste van uwe beurs, zweet of bloed, lui en lekker leefde. Men mag gevolglyk elk een, die een tydelyken voorspoed, kortstondige wellusten, en onbezorgde dagen, meer ter herte gaan, dan een eeuwig welzyn, wel vermaanen, dat zy niet in den Bybel leezen; dewyl haar in denzelven bekend gemaakt is wat goed is; dewyl God daar in van hun eischt regt te doen, weldaadigheid lief te hebben, en ootmoediglyk met hem te wandelenGa naar voetnoot(*). Nog eens, gy lieden, die de ongestoorde zinlyke vermaaken voor uw hoogste goed rekent; die het geld voor uwe Godheid, en uw eigen lichaam voor deszelfs tempel houdt; die uwen tyd zoo gerust in alle geneugten doorbrengt, als of 'er naa den dood niets van u overbleeve; leest toch vooral den Bybel niet; dewyl u daar in geleerd wordt, dat God ieders werk in het gerigte zal brengen, met al dat verborgen is, het zy goed het zy kwaadGa naar voetnoot(†). En wie zoude voor zulke woorden niet beeven; wiens Conscientie zou daar door niet aan 't werken raaken? Om dit voor te koomen, moest men zulk een schranderen, zulk een sterken Geest bezitten, dat men den ganschen Bybel voor een verdigtzel konde houden. Doch dit valt niet gemaklyk; ja het tegendeel is zoo durdelyk en zoo menigmaal beweezen, dat alle poogingen van dien aart geene gerustheid kunnen verwekken. Gy lieden zoudet dan, zulke en diergelyke uitdrukkingen met een weinig aandagt leezende, u zelven ontrusten: en in uwe gewoone levenswyze gestoord worden; nadien ge dan zoudet beginnen te denken, op eene regtvaardige en wreekende Godheid; - op uwe eigen ziel; - de Eeuwigheid, ja Hel en Verdoemenis...... Ik zou dit gemaklyk verder kunnen uitbreiden, maar ik denke, dat ik genoeg gezegt hebbe, om de gevaarlykheid van het leezen in den Bybel, voor de Lieden onzer tegenwoordige Eeuwe, aan te toonen.
a.f.m. |