| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
Verhandeling over de hoop.
Thales rogatus, quid maxime commune esset omnibus? Spes inquit. Hanc enim etiam illi habent qui aliud nihil.
(Het vervolg en slot van bl. 343.)
Met het hoogste regt gaf Thales, op de vraag, wat 'er by uitstek aan allen gemeen was? ten antwoord, de Hoop; want deze bezitten ook zy, die niets anders hebben.
Wat sterveling leest 'er, welke deze vleiende aandoening niet ontwaar wordt? Wat sterveling leest 'er op de wyde Wereld zonder Hoop? - Voorwaar geen enkel één! Zy blyft elk onzer gewoonelyk by, tot zelfs aan 't jongste tydstip onzes levens; ja niet zelden oefent zy, op dat oogenblik, als wilde zy alle hare kragten beproeven, nog haar grootste vermogen; 't zy door den Mensch met eene gewenschte uitkomst te vleien, of de Ziel, welke op het punt staat om hare veege woning te verlaten, kragtdadig te ondersteunen. In alle gevallen waarlyk, in alle omstandigheden, zelfs wanneer de dood in onze vensters klimt, of zynen verderflyken voet over den drempel onzer woningen zet, blyft de Hoop ons by; ze verlaat, ze begeeft ons niet.
Het denkbeeld van sterven verwekt in my het denkbeeld van eenen kranken, van eenen die met ziekten en ongemakken te worstelen heeft. - Ik nader het ziekbedde eenes kranken. - Welk eene diepe stilte heerscht 'er in het gansche huis? Waar ik myn gezigt wende, 'er vertonen zich nog allerwege de levendigste, de zekerste voetstappen der Hope. - Zy heeft de ziekekamer in, terwyl zy den lydenden kranken ondersteunt. - Zyn gezigt staat flauw; zyne vermogens zyn uitgeput. - Nauwlyks bezit hy de kragten, om
| |
| |
het gezigt te openen, en iemand aan te zien; nochtans zie ik de Hoop uit beide zyne ogen stralen; zy streelt hem nog lieflyk den Boezem, terwyl ze hem de viesste dranken des Apothekers, met eene zonderlinge begeerte, doet verzwelgen, onder dien vurigen wensch, of het nog eens helpen mogte! - Met hoe veel gedulds wagt hy de werkinge dier hulpmiddelen af; - hoe lydzaam maakt hem de Hoop. Alle de lastige werkingen der geneesmiddelen doet zy den Lyder geduldig dragen, dragen met de diepste onderwerping; terwyl zy hem van verre door eenen nevel van dikke duisternis de gezondheid met een blozend gelaat vertoont. - Zy verzagt de ondragelykste moeielykheden, die doorgaans de ziekte verzellen. - Zy verzagt de byna onweêrstaanbare aanvallen der uitgemergelde krankheid, onder welke de Lyder zou moeten bezwyken, wierd hy niet kragtdadig door de zoete en hartstrelende Hoop ondersteund. - De Hoop versterkt hem in de smartelykste pynen, de hartgrievendste weedommen, en de doodelykste benauwdheden.
Dan eene andere nog aandoenelyker vertoning doet zich hier aan myne verbeelding op. - Welk een Toneel! Het trekt al myne aandagt tot zich, - wekt al myn medelyden op, en helpt alle myne hartstogten aan den gang. - Duizend en duizend ongevallen leggen zich toe om den armen sterveling aan te grypen; duizend en nog oneindig meer staan gereed, om hem eenen allertreffendsten slag toe te brengen. - Eén uit die ontzaggelyke menigte valt hem aan, en treft hem zo geweldig, dat zyne dierbaarste bezitting, zyn leven, in gevaar zy. - Dan, zie daar, de behoudenis is nu alleen maar gelegen in het verlies van eéne zyner Leden. - Dan is 'er ten minsten nog eenige hoop van behoud. - Zie daar, zo dra geld het 's Menschen leven niet, zo dra doet 'er zich maar slegts eene flauwe flikkering van hoop op, of ik zie den Mensch gereed, dadelyk gereed, om kloekmoedig één zyner Ledematen op te offeren; het moge hem anderszins nog zo noodzakelyk, van nog zo veel nut, van nog zo veel onontbeerlyk gebruik zyn; - de bewerking moge nog zo pynelyk, nog zo smartelyk wezen; - ik zie hem kloekmoedig dat deel van zyn lighaam aanbieden, op hoop van nog behouden te zullen worden. - | |
| |
De zoete Hoop van behoud ondersteunt hem in deze gevaarlyke onderneming. - De hevigste pynen, de grievendste smarten gevoelt hy maar nauwlyks, zo vleit hem de Hoop, zo verzagt ze de uitgezogtste jammeren: - zo maakt zy den Mensch kloekmoedig, zelfs den versaagdsten maakt ze tot eenen Held. - Het missen van een enkel deel zynes Lighaams telt men in het geheel niet, wanneer het den dierbaren schat, het leven, geld. - Alle de Ledematen zou men opofferen, den diersten prys zou men betalen; en waarlyk wat zou de Mensch niet geven, tot behouding van zyn leven! In die gevreesde ogenblikken doet hem noch pyn, noch smart, noch verlies van Ledematen aan; de Hoop van behoud verdooft alle de overige aandoeningen, ze mogen anders zo hevig zo geweldig zyn, als zy willen.
Het is de Hoop, de strelende Hoop, die den Mensch sterkt tegen allen aanval van aardsche wederwaardigheden; die hem troost in het verlies zyner bezittingen, die hem het zwaarste verlies zyner goederen dragelyk maakt. Het is de vleiende Hoop, die den zwaren last der drukkendste armoede verligt. - Het is de veelbelovende Hoop, die hem, in het midden der grievendste rampen, wanneer hy alles verloren moest agten, wanneer alles hem verlaat, bestendig byblyft. - Het is de versterkende, de vertroostende Hoop, die den Mensch, wanneer alles verloren gaat, wanneer hy uit alle zyne bezittingen gestort word, in eenen peillozen poel van aardsche jammeren en elenden; die hem, wanneer hy zelfs van alle zyne Medeschepzelen verlaten, van allen bystand, van alle vertroostingen, van alle ondersteuninge, van alle bewyzen van medelyden, van ontferming, van alle barmhartigheid, van alles wat hem zynen zwaren last nog eenige de geringste verligting zou toebrengen, verstoken is; het is de Hoop alleen, zeg ik, die hem, in deze troostelooze ogenblikken, in dien allerjammerlyksten toestand niet begeeft noch verlaat. - Deze alleen blyft hem getrouw aankleven, schoon hem alles trouwloos verlaten moge hebben. - Hoe wrang en bitter de vrugten van tegenheden smaken mogen, de Hoop streelt het hart met die zoete, die heuchelyke, die verkwikkelyke verwagting, van éénmaal verlost te zullen worden, uit
| |
| |
dien kerker van jammeren, dien modderpoel van elenden. - Dan vertoont zy nog aan den ongelukkigen, den beklagenswaardigen Mensche, een mededogend gezigt; een gezigt vol vriendelykheid, vol meewarigheid, dat hem verkwikt, en zagtjes opbeurt in 't midden van zynen bykans hopelozen staat. - Zy doet, in de vertwyfelendste omstandigheden, nog altyd eenige flauwe stralen der Gelukzon, door eene pikzwarte donkerheid van tegenheden, heen schieten; en al is het niet meer dan een flauw schemerlicht, het verleent den elendigen sterveling meêr verkwikking, dan menig een gevoelt, die door den vollen glans zyner Gelukzon beschenen word.
Niets dan de Hoop kan een Mensch den dood onverschrokken in het aangezigt doen treden. - Zy gord den Krygsman het Oorlogszwaard op zyde; zy gord hem aan met dapperheid, met waren heldenmoed; zy voert hem, zonder schrik, door eene hagelbui van doodlyk lood, - door een vuur van polfer, en doet hem den Standaard planten in het aanzigt van den Dood. - Zy vertoont hem slegts een handvol Zegelauwers, en de Held ontziet vuur nog staal. - Hy zal de Lauwers plukken; daar geeft hem de Hoop eenigen schyn van: of hy zal zyn dierbaar heldenbloed uitstorten; en dan, dan verkrygt hy veen ontsterfelyken naam. - De Hoop belooft hem zulks; zy zal hem niet beschamen. - Duizend en duizend gevaren kunnen hem daarom niet wederhouden; noch met alle hunne ysselykheden afschrikken. Het zyn integendeel de gevaren, die hy opzoekt, die hy met drift, die hy vuurig, opzoekt. - Agter deze vertoont zich de Eer, en de Hoop heeft ze hem beloofd, ja, zonder te zullen falen, met volle zekerheid toegezegd. Overwint hy, ze zal hem gewisselyk niet ontgaan; sneuvelt hy, dan kan ze hem altoos niet ontzeid worden. De Hoop is de moeder der standvastigheid, de voedster der onsterfelyke Helden: zy schenkt den onbezweken, den waren heldenmoed; de Hoop alleen maakt den Krygsman.
Wie heeft den Mensch tot den nuttigen Koophandel bewogen? wie hem geleerd, Waren van andere vreemde Lugtstreken te halen? - Is het niet de vleiende Hoop, die strelende verwagting van geluk, die den vlytigen Koopman vele stoute daden heeft doen on- | |
| |
dernemen; ondersteund door gelukkige uitkomsten, aangezet, geweldig aangedreven door de vermeerdering zyner bezittingen, door den aanwas zyner rykdommen; bekoord door zulk een vleiend vooruitzigt, een vooruitzigt van meerdere en grotere voordelen, welke op 's menschen hart de onweerstandelykste vermogens oefent. - De Hoop maakt den Koopman slaafagtig, gedienstig en ondernemend. - De Hoop doet hem zyne schatten, zyne tydelyke goederen, zyn aardsche welvaart, aan de losse, aan de trouwloze golven betrouwen. Zy doet hem aan vreemde Gewesten, uit an-Werelddelen al den rykdom wegslepen. - Zy stapelt bergen van schatten op, die vreemde handen vergaderd hebben; en werpt millioenen in de geldkisten der Handelaren. - Het is niets anders dan de Hoop, die den Koopman tot dit alles beweegt, op het sterkste aandryft, en hem bekwaam maakt, zo wel tot de stoutste als tot de slaafachtigste ondernemingen. - Het is de Hoop, die de oorzaak is, dat wy nergens aan gebrek lyden, dat alles by ons overvloeit. - De Hoop maakt den Koopman; zy alleen is de aankweekster van alle handeldryving.
Het is de Hoop, die den stouten Zeeman alle gevaren doet tarten; het geweld van wind en golven doet bespotten; die hem gerust zich op de trouloze golven op de zorglyke baren doet vertrouwen. Het is de Hoop alleen, die hem in andere Werelddelen voert, overbrengt in onbekende gewesten, in lugtstreken, op een ontzaggelyken wyden afstand gelegen van die, waar onder hy geboren is. - Hy verlaat gewillig, met een hart vol blydschap, den vaderlyken grond, welken zyne voeten misschien nooit weêr betreden zullen, en de Vaderlandsche lugt, welke zyne Longen mogelyk nooit meêr zullen inademen. - Hy zoekt woeste en afgelegen Volken op, in onbekende gewesten, in de verstafgelegen delen der aarde. - Hy vertrouwt zich, niet alleen aan een Element, dat voor zyne natuur ten eenemaal ongeschikt is; maar hy vertrouwt zich aan volkeren van eenen geheel anderen aart, van eene verschillende gesteldheid, dan hy; aan woeste Volken, aan trouwloze Barbaren moet hy niet zelden zich wagen; hy stelt zyn leven bloot aan duizend gevaren. - Hy zwerft tyden aan een, dikwils, zonder ergens uitkomst te zien;
| |
| |
terwyl hem alles begint te ontbreken; terwyl hy spys en drank begint te derven, en gevaar loopt om van honger te vergaan; om jammerlyk, allerelendigst, door gebrek, om te komen. - Dus zwerft hy vaak tyden agter den anderen, op den nimmer gerusten Oceaan; dikwils blootgesteld aan loejende stormwinden, aan de angstvalligste, de allerverschrikkelykste onweêrsbuien, en de dolle woede der hemelhoge golven. - Hy word gints en herwaarts geslingerd; terwyl een gapende afgrond hem in zyne holle keel dreigt te slokken; en de gevreesde Dood zich, met een allerysselykst gezigt, van tusschen elke bruischende baar vertoont; hem van alle kanten omringt, en, waar hy ook geslingerd worde, vervolgt. - Dan alle die akeligheid, alle die nare ysselykheden, welke men onder zyne denkbeelden brengen kan, met welke de stoute Zeeman te worstelen, dagelyks te worstelen heeft, en die zo vaak het stoutste hart hebben doen wegkrimpen, kunnen hem niet wederhouden. - Gemoedigd door de hartversterkende Hoop, is hy zo dra het eene gevaar niet ontworsteld, of hy gaat het ander weer beproeven, weder uittarten. - Zo veel vermag de Hoop, en zulk een onweerstandelyk vermogen oefent zy op de harten der stervelingen. - Van hoe vele goederen zouden wy niet beroofd zyn gebleven; en hoe weinig zouden wy van andere gewesten, van andere volken weten, had niet de Hoop den Zeeman aangedreven, om ze van daar te halen, en zyne kundigheden tot ons over te brengen? - Van hoe vele wetenswaardige zaken waren wy voor altoos onkundig gebleven, had men door de nuttige Zeevaart dezelve niet ontdekt; en menschen gevonden, die de grootste gevaren wilden tarten, om ze op te zamelen, en der wereld gemeen te maken? - Het is niet te zeggen, welke allerheilzaamste voordelen de Zeevaart het menschdom hebbe aangebragt. - Door haar heeft men kundigheid van alle vier de Werelddelen gekregen; - door haar is het, dat men bykans alle de verschillende Volken kent, die den wyden Aardbol bewonen. Door haar heeft men de
kennis bekomen van onderscheiden Landen, Lugtstreken, en ontelbare zeldzaamheden, welke den onkundigen veelal verbaasd doen staan. - Zulke, en nog eene grote menigte van andere voordelen, te breed om hier op te halen, heeft
| |
| |
de nutte Zeevaart ons toegebragt: en dit alles zyn wy verschuldigd aan de Hoop. Deze is de grond, uit welke zy alle geboren worden; zy voert den mensch naar vreemde gewesten, zy alleen maakt den Zeeman.
De Hoop kweekt de Kunsten en Wetenschappen. - Zy maakt den vernuftigen Kunstenaar, en verschaft ons, door denzelven, gewrogten van de grootste nuttigheid, van eene verbazende zeldzaamheid. - Wat heeft de de Kunstenaar niet uitgedagt tot gemak, tot gerief, tot heil voor het menschdom? - Wat heeft de Kunst niet uitgewerkt, niet voortgebragt, tot volstrekte nooddruft voor den mensch. Zonder haar zouden wy volstrekt onontbeerlyke zaken moeten missen; zo voor 's levens onderhoud, als om ons te veiligen tegens alle kwade aanvallen. - Zy kleed, zy huisvest, zy bezorgt den mensche alles wat hem nodig is. - Zy haalt de kostelykste metaalen uit de ingewanden der Aarde, en schatten van de grootste waardy uit het diepste der Zee. Zy draagt zorg voor den dierbaarsten schat, dien hy bezit, voor de gezondheid. Zy bewaart die tegen allen verderfelyken aanval: en, verloren zynde, heeft zy de middelen, benevens derzelver bereiding, uitgevonden, om haar te herstellen. - De Kunst verzet zich zelfs tegens den algemenen verderver van het menschdom, en weet niet zelden des menschen leven te rekken.
De Kunst, aangespoord door de zoetstrelende Hoop, heeft den mensch duizend en duizend nuttige Wetenschappen geleerd, tot gemak, en vermaak, om ons leven op aarde gelukkig te maken; om ons tegen verdrietige en lastige wederwaardigheden te beschutten, en om ons geen weêrzin in ons eigen leven te doen krygen. - Dit alles werkt de Kunst; en deze is voortgeteeld door de Hoop; welke haar, als eene zorgdragende moeder, nimmer van onder het oog verliest; maar steeds, nog op-en aanwassende, blyft gadeslaan.
En even als de nuttige Kunsten, door de steeds aanmoedigende Hoop, voortgebragt zyn, zo maakt zy ook den Werkman, den Ambagtsman, den Landbouwer. - De Werkman, de Ambagtsman, worden door haar genoopt, om voor hunnen Evenmensch al dat geen in gereedheid te brengen, wat men van hun vordert. - De Hoop, op den loon voor hunnen arbeid, is de dryf- | |
| |
veer, welke haar in beweging brengt. Op eene dergelyke wyze doet zy den Landman zyne Velden bebouwen; hem het Koorn in de voren werpen; en den oogst, met oneindig zweet, met zwaren arbeid, in de schuren zamelen, tot levensonderhoud der menschen.
Wat is het wyders, dat den Geleerden aandryft, om Wetenschappen op te sporen? Wat beweegt hem, zo veel eerbieds, zo veel moeite aan te wenden, om kundigheden van zaken te krygen? - Is 'er wel een sterker spoor en prikkel, dan een vleiend vooruitzigt, dat zyne kundigheden, naar mate zy zich wyder uitbreiden, den kring van zyn geluk zullen vergroten, en ruimer maken? Is 'er wel een vermogender dryfveer dan hoop te hebben, boven zo velen uit te munten? - Hoop te mogen voeden van, door kundigheden en Wetenschappen, zo ver boven het gemeen verheven te zyn; en eerlang een hogen eeretrap te zullen bereiken, die ver boven den kring van gemene vernuften verheven is? Waarlyk, niets kan den mensch meêr aandryven, dan die Hoop; 'er zyn geen vermogender spoorslagen, dan die hem door de Hoop gegeven worden. - Zy alleen is het, die hem de geleerdheid uit de verborgenste schuilhoeken doet opsporen; - aan haar zyn wy de Geleerdheid verschuldigd; zy is de moeder der Wetenschappen. - De Hoop, die de Kunsten en Wetenschappen, misgaders de Handwerken, aankweekt, maakt ook waarlyk den Geleerden.
Ja de Hoop, de vervooruitziende Hoop, is de voornaamste Bestierster van ons gehele gedrag. Zy tog is de bewerkster der gulle, der gezellige Vriendschap, van eene aangename verkering, van den gemeenzamen omgang. - De heilzame, de verkwikkelyke, de hartstrelende Hoop heeft de zagtvleiende Liefde voortgebragt. - Zy heeft de nauwe, de heilzame Huwelyksketen gesmeed, door welke twee eensgezinde harten minzaam aan elkanderen geboeid worden. Hier door is zy het behoud van 't Menschlyk Geslagt, het behoud der Wereld, die, zonder haar, eerlang in een Bajert verkeren zou. - De Hoop heeft de Weldadigheid voortgebragt; zy is de getrouwe, de bezorgde, de gedienstige Moeder der barmhartigheid en ontferming. - Zy noopt den Mensch ter betragtinge van alle de pligten, die hy Gode, zichzelven en zynen Evenmensch
| |
| |
verschuldigd is. - Met één woord, zy regelt alle onze daden, en bestiert alle onze neigingen; zy is de eerste, de kragtigste dryfveer van alle onze handelingen, de Ziel van ons tydlyk leven. - En 't is eindelyk de Hoop alleen, die ons bestendig doet starogen op de ware gelukzaligheid in een toekomend leven, welke zy ons met alle zekerheid ter verkryginge voorstelt. Die Gelukzaligheid, waarop de Mensch gegrond kan hopen, en buiten welke hy de ongelukkigste aller Schepzelen zou wezen. Die Gelukzaligheid, waarop zyne Hoop zich, met een vast en zeker vertrouwen, kan vestigen; zo hy zich anders, door zyn gedrag, der genaderyke gunste van zynen Maker en Verlosser niet ten eenenmale onwaardig heeft gemaakt. - Hier door bepaalt de Hoop, ten laatste, het oog onzer Ziele op goederen van eene oneindige waarde, die boven het bereik van alle verandering zyn; in welker bezitting de Ziel, op de volmaaktste wyze, zal genieten de volkomene verzadiging harer begeerten, voor het aangezigte van Hem, uit wiens volheid zy verzadigd zal worden, eeuwig en altoos.
c.v.d.g.
|
|