Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 356]
| |
Brief van nathaniel polhill, Esq. aan mr. John Belchier, F.R.S. over Mr. Debraw's ontdekkinoen wegens de sexe der byen, verklaarende de wyze op welke zy haar geslacht voortzetten; benevens een berigt van het nut, 't geen gehaald kan worden uit deeze ontdekkingen, door dezelve te werk te stellen.(Phil. Transact. Vol. LXVIII. Soutwark. Oct. II. 1777.)
Waarde Heer!
Mr. debraw's Vertoog over de ByenGa naar voetnoot(*), 't welk gy my zo verpligtend ter hand gesteld hebt, heeft my veel vermaaks verschaft. Als eene verdere ontdekking van de natuur en werkingen deezer wonderbaare Insecten, is het een stuk der weetgierigheid waardig, en moet veel genoegen geeven aan den Natuurkenner, die deeze Diertjes ten voorwerpe zyner waarneemingen stelt; by my neemt de verdienste van zyn medegedeeld geschrift hier geen einde. Zyne ontdekkingen, worden ze behoorlyk voortgezet, kunnen van zeer groot nut voor 't algemeen weezen: Menschen, die, voordeels halven, Byen houden, kunnen nu het getal hunner Korven, naar welgevallen, vermeerderen, door op de wyze, die hy voorschryft, de gemeene Byen aan te zetten tot het voortbrengen van eene Koninginne. Dat de Werkbyen in staat zouden weezen, om eene Koningin te vormen, op de wyze als Mr. debraw voorstelt, moet ik bekennen, dat my, in den eersten opslage, ongelooflyk was; en schoon de Proeven het scheenen te beslissen, kon ik, daar het geheel op de waarneemingen aankwam, niet nalaaten, hem een bezoek te gaan geeven. Ik vond dien Heer zedig, verstandig en spraakzaam, en heb zo veel met myne eigene oogen gezien, als het Jaarsaisoen toeliet. Met één woord, ik ben overtuigd van de waarheid deezes zonderlingen ver- | |
[pagina 357]
| |
schynzels; doch even min in staat, om 'er reden van te geeven. Zyne andere ontdekking is de dienst der Hommelbyen: een ieder, die, over dit onderwerp, schreef, heeft eenig gevoelen, deeze betreffende, ter baane gebragt; doch ze zyn alle zeer onvoldoende. Veelen hebben hunne onkunde beleeden: eenigen de Hommelbyen volstrekt nutloos verklaard, en derzelver verdelging aangeraaden, om het noodloos spillen van Honing te voorkomen. Butler beschryft zelf, in zyne Feminine Monarchy or History of Bees, 't geen hy een Boek noemt, uit de ondervinding opgemaakt, een Hommelbyen-val, welks gebruik hy, ten dien einde, aanpryst: en dit is, ten deezen dage, een zo algemeen denkbeeld onder de Byenhouders in dit Koningryk, dat ik my verzekerd hou, dat niets anders, dan de moeite en zwaarigheid om ze te vangen, veelen wederhoud van hunne Korven, op die wyze, te bederven. Ik spreek hier uit eigen ondervinding: eenige jaaren geleden, verloor ik een sterk bevolkte Byenkorf, door deeze proef in allen deele door te zetten. Ik kan desgelyks Mr. debraw's berigt, wegens het bestaan van Hommelbyen, niet grooter dan Gemeene byen, staaven; hetzelve jongstleden Zomer, by toeval, in een myner Byenkorven ontdekt hebbende. Hy betuigt, te vreezen, dat de reden van dit verschil in de grootte der Hommelbyen, onder de geheimenissen der Natuure, zal verborgen blyven: doch ik zal eene gissing waagen, gegrond op de algemeene huishouding deezer Insecten. - De groote Hommelbyen verslinden een verbaazenden voorraad van voedzel; en, zo ras de werking voorby is, worden zy alle verdelgd door de Werkbyen, blykbaar om de kosten, van deeze vraaten te voeden, te ontgaan: en zy vertoonen zich niet weder vóór het midden van April, wanneer 'er overvloed van Honing is, schoon het broeden begint in Maart, of, met een vroegtydig voorjaar, in 't laatst van February: hier uit denk ik te mogen besluiten, dat de kleine Hommelbyen bewaard worden om de Eitjes in de Lente te bevrugten in voorkeus boven de groote, naardemaal zy minder Honings verslinden, en dit is geen stuk van gering belang; weinig Korven zyn zo wel voorzien dat zy veel op dat saisoen over hebben. Het eenige, 't welk nog ontbreekt, om Mr. debraw's | |
[pagina 358]
| |
ontdekkingen algemeen in zwang te brengen, is eene wyze uit te vinden, om zyne proeven zo gemaklyk, en met zo weinig gevaar voor het steeken van de Byen, te neemen, dat zy aan de geringe en arme Boeren op het land kunnen worden aangepreezen. Dit zal ik den naastkomenden Zomer tragten te doen, en ik ben niet zonder hoope van te zullen slaagen: dit eens gelukt zynde, kan elk arm landman, die plaats genoeg in zyn tuin heeft om twintig Byenkorven te zetten, op grond, verwagten, dat hy met zeer weinig moeite, en zonder eenige kosten, ten minsten tien Ponden in 't jaar zal winnen. Ik ben n. polhill. |
|