| |
Proeve over de uitspraak eens redenaars. Door den Eerw. William Enfield, L.L.D. Lector in de Fraaije Letteren op de Academie te Warrington.
‘Het is meer dan veronderstellen, het is weeten, dat, onder het aantal onzer Leezeren, 'er niet weinigen gevonden worden, die zich schikken, om, met den tyd, in 't openbaar te spreeken: en dewyl wy ons ten hoofdregel gesteld hebben, allen, zo veel mogelyk, nuttig te weezen, moet zomtyds onze keus zich bepaalen tot stoffen, die eene bepaalde soort van Leezers betreffen: de volgende Proeve is, derhalven, voornaamlyk ten dienste der zodanigen geschikt. Wy weeten zeer wel, dat de zaak, daar in verhandeld, geenzins door nieuwigheid zich aanpryst; doch de eenvoudigheid, de klaarheid, de juistheid, de kortheid, met welke zy behandeld is, zal het plaatzen in ons Mengelwerk billyken: meer stukjes uit de welversneede penne van den Eerw. enfield hebben 't zelve opgecierd’.
Veel omhaals en ophefs van woorden heeft men gebruikt, om de wereld te overtuigen van eene zeer eenvoudige waarheld, dat bekwaam te zyn om wél te spreeken eene vercierende een nutte begaafdheid is. Zonder de uitgewerkte lofspraaken der
| |
| |
oudere en laatere Redenaaren, blykt het aanbelang eener goede uitspraake klaar genoeg. Een ieder zal erkennen, dat het eene zaak van gewigt is, iets, 't welk ons dagelyks te passe komt, wel uit te voeren. Ieder byzonder gezelschap, en bykans ieder openbaare byeenkomst, verschaft gelegenheid om het onderscheid op te merken tusschen eene juiste en bevallige, of eene gebrekkige en onnatuurlyke Uitspraak: weinigen zyn 'er, of zy ondervinden dagelyks de voordeelen van de eerste, en de nadeelen van de laatste. De groote zwaarigheid bestaat niet in te bewyzen, dat het een wenschlyk ding is bekwaam te zyn om naar eisch van zaaken te leezen en te spreeken; doch in het aantoonen van eene volvoerbaare en gemaklyke wyze, waarop deeze bekwaamheid kan verkreegen worden.
Volg de natuur, is zeker de Grondwet der Welspreekenheid, zonder daar op agt te geeven, zullen alle andere Regels niets anders hervoortbrengen dan een gemaakt gezwets, geene juiste Uitspraak. Zommige keurige waarneemers, misschien oordeelende uit eenige ongelukkige voorbeelden van hedendaagsche Welspreekendheid, hebben beslooten, dat de gemelde Grondwet de eenige is, die voorgeschreeven moet worden; dat alle kunstregels hoodloos en overtollig zyn; dat gezond verstand, en een gezuiverde smaak, alleen vereischt worden om een goed openlyk Redenaar te vormen. Dan het is in de Kunst der Welspreekenheid even eens gesteld als in andere, dat algemeene Voorschriften weinig te beduiden hebben, wanneer zy niet ontvouwd en op byzondere gevallen toegepast worden. Het waarneemen van de onderscheide wyzen, waar op de Natuur de verschillende bevattingen, beweegmgen, en hart togten uitdrukt, en deeze te onderscheiden van het enkel uitwerkzel eener willekeurige gewoonte of valschen smaak: het ontdekken en verbeteren van die toonen en hebbelykheden in 't spreeken, welke verre van de Natuur afwyken, en daar zy den overhand verkrygen al het eigenlyke en bevallige der Uitspraake verderven: eene keuze te doen van zulke lessen, als den Redenaar gelegenheid geeven om zich in allerlei soorten van Uitspraak te oefenen; dit alles moet de vrugt van opmerking en arbeid weezen: en hier in kan men zeker veel bystand van Onderwys ontvangen. Wat zyn Regels of Lessen, tot het verkrygen van deeze of eenige andere Kunst, dan de waarneemingen van anderen, in een beknopt begrip zamen gebragt, en in eene natuurlyke orde geschikt, tot onderregting van den onkundigen en onervaaren Leerling? En wat is 'er in de Kunst van spreeken, 't welk zou beletten dat zy hulp van voorschriften ontving.
My, derhalven, overtuigd vindende, dat de Spreek-kunst, even als alle andere daadlyke Kunsten, gemaklyker gemaakt kan worden door Regelen, gaa ik voort, om op eenen eenvoudigen Leertrant zodanige Regels, de Uitspraak betreffende, voor te stellen, als best geschikt schynen om een nauwkeurig en bevallig Redenaar te vormen.
| |
| |
| |
Eerste regel.
Laat de klankvorming uwer woorden onderscheiden en keurig zyn.
Eene goede Klankvorming bestaat in het geeven van eene klaare en volkome Uitspraak aan verscheide enkele en zamengestelde Klanken. De natuur deezer Klanken moet, over zulks, wel begreepen, en veel moeite genomen worden tot het ontdekken en verbeteren van de misslagen in de Klankvorming, die, schoon dikwyls aan eenig gebrek in de Spraakdeelen toegeschreeven, doorgaans de gevolgen zyn van onoplettenheid of van een kwaad voorbeeld. Veele deezer betreffen den Klank der Medeklinkeren. Eenigen kunnen de Letters l, r, th, sch, niet uitbrengen; anderen slaan mis in de h. Deeze gebreken kan men verhelpen, door het leezen van volzinnen, zo ingerigt, dat die moeilyke klanken daar in menigmaal voorkomen, en door 'er zich voor te wagten in de dagelyksche verkeering.
Andere gebreken in de klankvorming betreffen de zamengestelde Klanken, en zyn gelegen in eene verwarde en dooreengemengde Uitspraak der Woorden. Het kragtdaadigst middel om deeze kwaade gewoonte voor te komen, is het overluid leezen van Stukken uit eenig Werk tot dat einde gekoozen (by voorbeeld, de zodanige waarm men veele lange en zeldzaam voorkomende woorden, of veele korte syllabes by elkander aantreft,) als mede het, op gezette tyden, veel langzaamer leezen dan de zin en een juiste Uitspraak vordert. Meest alle Persoonen, die zich op de Kunst van spreeken niet hebben toegelegd, zyn gewoon hunne woorden zo ras te uiten, dat dit laatst voorgestelde hulpmiddel, in den beginne, een geruimen tyd dient gebezigd te worden: want zo lang 'er een eenpaarige rasse Uitspraak plaats heeft, is het volstrekt onmogelyk, dat 'er een sterke klemtoon, een natuurlyke toon of gepaste Uitspraak in 't geheel gevonden wordt. - Bedoel niets hoogers, vóór dat gy onderscheiden en keurig kunt leezen. Leer eerst langzaam spreeken, alle andere bevalligheden zullen, op haare beurt, volgen.
| |
Tweede regel,
Laat uwe uitspraak vol klems en kragtig weezen.
Eene laffe platheid en koelheid is bykans het algemeen gebrek in 't leezen; en zelfs zy, die in 't openbaar spreeken, laaten menigmaal de woorden op zulk een flaauwen en zwakken toon van hunne lippen rollen, dat het duidelyk blyke, dat zy niet verstaan of voelen wat zy zelve zeggen, of dat zy 'er geen belang in stellen om verstaan te worden, en het gevoel hunner Toehoorderen te treffen. Dit is een hoofdmisslag; een Redenaar zonder
| |
| |
klemmende uitspraak, heeft veel gelykheids met een leevenloos Standbeeld.
Om eene kragtige wyze van het uitspreeken uwer woorden te verkrygen, moet gy uzelven gewennen, om, onder het leezen, zo veel lugts in uwe longen te hebben als gy daar in met gemak kunt bergen, en die met kragt daar uit te brengen in het uiten der Klanken, welke nadruk in 't zeggen vorderen: lees overhard in de open lugt zo sterk als u doenlyk is; hou uw lichaam recht over einde terwyl gy spreekt; laaten alle Medeklinkers uitgedrukt worden met eene volle uitzetting van den adem, en een kragtige werking van alle de leden die in het vormen daar van te passe komen; en draag zorg dat alle Klinkletters een volkomen en sterken klank hebben. Neem deeze Regels by aanhoudenheid waar, tot gy klem en nadruk in 't spreeken u hebt eigen gemaakt.
Doch wees op uw hoede, om, deezen Regel volgende, niet in het uiterste van schreeuwen te loopen. Deeze misslag treft men meest aan by Menschen, die, in spyt, en met versmaading, van allen regel en voeglykheid, schynen beslooten te hebben, over de aandagt des gemeens te heerschen. Cicero vergelykt zulk slag van Redenaars by Kreupelen, die te paard ryden om dat zy niet kunnen wandelen; zy bulken om dat zy niet kunnen spreeken.
| |
Derde regel.
Verkryg eene maat, en verscheidenheid in de hoogte van uw' stem.
De Eentoonigheid, waar over men in de openbaare Spreekers zo zeer klaagt, heeft men voornaamlyk toe te schryven aan 't verzuimen van deezen Regel. Zy vergenoegen zich doorgaans met één zekeren Sleutel, die zy, in alle gelegenheden, en by elk onderwerp, gebruiken; of, indien zy verscheidenheid willen maaken, is dit alleen naar gelange van het aantal hunner Toehoorderen, en de grootte van de plaats, waar in zy spreeken; zich verbeeldende, dat, op een hoogen Sleutel te spreeken, 't zelfde is als luid spreeken: en niet bedenkende, dat het hooren of niet hooren van een Spreeker meer afhangt van de onderscheidenheid en klem, waar mede hy zyne woorden uit, dan van de hoogte waar op hy zyne stem brengt.
Maar het is een weezenlyk vereischte in een goed Redenaar, dat hy in staat zy om de hoogte zo wel als de sterkte en toon zyner stemme, naar eisch der omstandigheden, te veranderen. Verschillende soorten van voorstellen vorderen verschillende hoogten van stem. De Natuur leert ons het verhaal eener gebeurtenisse, het voordraagen van een bewys, het bevelen van een dienstknegt, het uitboezemen van schrik of toorn, het voortbrengen van zugten en klagten, niet alleen op onderscheide toonen, maar met
| |
| |
verschillende verheffingen van stem, te doen. De Menschen spreeken op onderscheide trappen des ouderdoms, en in verschillende omstandigheden, uit zeer verschillende Sleutels. De Landlooper als hy bedelt; de Krygsman als hy beveelt; de Nagtwaaker als hy het uur des nagts roept; de Overheid als zy een Bevelschrift aankondigt; de Raadsheer als hy redenvoert; de Minnaar als hy zyne tedere minnetaal uit, verschillen niet min in de Toonen, die zy gebruiken, dan in den Sleutel uit welken zy spreeken. Het Leezen en Spreeken, derhalven, waar in men al de verscheidenheid van uitdrukking van 't weezenlyk leeven naabootst, moet geduurige veranderingen in de hoogte der Stem hebben.
Tot het verkrygen van het vermogen van den Sleutel, waar uit gy spreekt, naar welgevallen, te veranderen, moet gy u zelven gewennen uw stem te schikken naar verschillende Sleutels, van de laagste tot de hoogste nooten, die in uw vermogen zyn. Veele deezer zouden noch voeglyk, noch aangenaam in 't spreeken weezen; doch de oefening zal u zulk een bedwang over uwe stem geeven, als nauwlyks op eenige andere wyze kan verkreegen worden. Deeze proeve herhaald hebbende, tot dat gy met gemak de stem op onderscheide hoogten kunt verheffen, lees dan, om deezen Regel meer en meer te beoefenen, opstellen, waar in verscheide spreekers voorkomen, of zamenspraaken, in agtneemende de hoogte der stem aan elk voegende, en tragtende die te veranderen volgens het voorschrift der Natuure.
In een en het zelfde Opstel zal het dikwyls noodig weezen de hoogte der stem te veranderen, van het eene gedeelte tot het andere overgaande, zonder eenige verwisseling van Persoonen. Waarlyk, elke volzin, die geleezen of gesprooken wordt, laat verschillende stemverheffingen toe, in de onderscheide gedeelten, en hier van hangt voornaamlyk, misschien geheel en al, de welluidenheid der uitspraake af.
| |
Vierde regel.
Spreek uwe woorden eigenaartig en fraay uit.
Het valt niet gemaklyk een regelmaat op te geeven, waardoor het eigenaartige der Uitspraake bepaald wordt. Geleerden, de aflerding der woorden tot een regelmaat der Uitspraake willende maaken, spreeken dikwyls de woorden uit op eene wyze, die hun den naam van gemaakten en Pedanten doet krygen. Lieden, van de groote Wereld, behouden, niet tegenstaande al hunne beschaafdheid, dikwyls zo veel van de Uitspraak aan hunne Landstreek byzonder eigen, of begaan zo grove misslagen in spreeken en schryven beide, dat de eer, om tot voorbeelden eener naauwkeurige Uitspraake te strekken, hun althans niet toekomt. Misschien zouden wy deeze regelmaat alleen moeten zoe- | |
| |
ken by Menschen, die de beide bovengemelde Charakters ver éénigen, en, met de keurigheid van rechtschaape Letterkunde, de fraaiheid van het leeven in de beschaafde wereld paaren. Het agtslaan op zulke voorbeelden, en een vrye ommegang met Menschen van opvoeding, zyn de beste behoedmiddelen, tegen de wanstallen van eene laage en landschaps Uitspraake. - De wanklanken, ten opzigte van de uitspraak der woorden, zyn ontelbaar: eenigen plaatzen de h waar dezelve niet zyn moet, en laaten dezelve agterwege daar ze behoort; zommige verwarren de f en de v; anderen geeven een' misvormden klank aan de dubbele Klinkers aa, oo, of voegen eene menigte van Medeklinkers zamen, zonder op de Klinkletters behoorelyk agt te geeven. - Deeze misslagen en ontelbaare andere van denzelfden aart moeten verhandeld worden volgens de Uitspraak van een Heer, dien men veronderstellen mag te vee van de wereld gezien, en daarin verkeerd te hebben om den byzonderen Tongval van het Landschap zyner herkomste te behouden. |
|