zette hy zich op een klein heuveltje, dat maar nauwlyks met gras overdekt was, en begon zynen bangen boezem op de volgende wyze lugt te geven.
De schoonste, de beminnelykste Harderin heeft ons verlaten! Ik wil onder dezen Ypenboom, wiens bevende takken het ware beeltenis van myn kloppend hart dragen, hier wil ik een treurlied aanheffen; en hangen dan myne Ruisschpyp aan enen der takken; want ze zal voortaan zwygen.
Ach! Celeste! allerbekoorlykste Celeste. ik roep: - maar gy antwoord me niet! - Ach! hoe word myn bange boezem van droefheid overkropt! - een stroom van smarten overloopt myne benaude ziel! Iets onuitsprekelyks is het, uw byzyn te derven! - Harders helpt my weenen, en de stille Oevers van het zagt ruischend Scheld met klagten vervullen. - Gy preest voorhenen de schoonheid, en de innemende bevalligheid van Celeste; billyk beweent gy dan ook derzelyer heen gaan. - Maar neen! - Zwygt Harders, Palemon zal alleen een treurzang zingen.
Eenzame Oevers, langs welke de deugdzame en bevallige Celeste gevoerd werd, en langs welke nu myne kermende treurzangen weergalmen, gy zyt getuigen van myn doodlyk hartzeer. - Vertoef niet langer gy ligte Zesiers; maar komt haastig, en dryft over de hobbelende golfjes myne kermende Zangtonen de bemitnelyke agter na!
Geheiligde Nimfen, die uwe woningen verk est in het golvend Kristal, Celeste is uwe zorgen aanbetroud; gebied de golven, om die schone tog zorgvuldig op hare ruggen, door den stroom, in veiligheid, te dragen; of smeekt met my den gryzen Watergod, dat hy, met zynen drietand, het geweld der golven bedwinge; op dat ze, zachtjes voort rollende, die schone geen ongemak toebrengen! En gy, ô heerscher der winden, zend voor dit maal alleen een ligten Zefirus, die, dartel in de zeilen spelende, het Schip, dat Celeste voert, zagtjes over den stroom zal dryven!
Hier! - hier niet ver van daan, ach! met welk ene tederheid: gaf ik voor weinige ogenblikken Celeste den laatsten vaarwel kus! - Helaas! met ene gebroken stem, zeide ik hier, die beminnelyk tedere tegen myne borst drukkende, vaar... vaar wel, lieve harderin! Welke ene gevoelige smart drong 'er op dat ogenblik in myn droevigen boezem! hoe klopte my het harte, en toen ze myn gezicht verliet, liep een vloed van tranen langs myne wangen!
Nu, nu heest ons de bevallige Celeste verlaten! - nu, ja nu, wil ik de Oevers van het Scheld met myne klagten vervullen! - en nu wil ik..... maar zagt, daar bruischt het Schip door de golven! Celeste!.. ach!... ze is doof!... De winden!.... De golven!.... Myne Ruischpyp ontzinkt myne bevende handen!.... Celeste word van onze Oevers weggeroeid!.... Herhaald myne klagten, gy eenzame Oevers, en doet myne treurzan-