ven, daarin bestaat, dat zy meestal te lichtvaardig uit den aart der Hoogduitsche Sprake tot dien der, zeer van haar verschillende, Nederlandsche besluiten. - Eenige der beste onder onze rymloze Anakreontische vaerzen, heeft men, voor verscheiden jaren, in den Rhapsodist; en kortlings in het VI. Deel der Poëtische Mengelstoffen van 't Haagsche Kunstgenootschap, gelezen.
Dan, om van deze uitweiding weder te keeren: deze Lierzangetjes, verre ten meesten deele van 's Schryvers eigen vinding, zyn, over 't geheel, vernuftig, geestig, en teder: zy ademen niet dan deugd, goede zeden, en eene eerbre liefdevlam: en, ondanks de aangeweze gebreken, verdienen zy dierhalve aanpryzing. - De Autheur verkiest dit zyn werk Bardietjes te noemen, beweerende, dat Bardiet de naam was, die by de oude Duitschers Gezang beteekende: waar toe hy zich op Tacitus schriften beroept. Doch Tacitus zegt integendeel, dat de Germaanen niet hunne gezangen, maar het opzingen van hun strydvaerzen, (met een Latynschen uitgang) Barditus noemden; dat is, dat ononderscheiden geraas, dat wy nog misbaar heeten: krygsgebaar is, zo wel als feestgebaar, hier nog in gebruik, van het oude werkwoord haren (fremere); waar van nog verscheiden woorden, zo in het Hoog- als Nederduitsch, overig zyn: zo dat Barditus eigenlyk fremitus is, en best door krygsgeschrei vertaald zou worden. Want dusdanige Latynsche uitgangen voegden de Romeinen by alle de Duitsche naamwoorden, die zy overnamen: dus noemden zy de Aarde (die Erth), Herthus: den Ryn (die Rhein), Rhenus: de pieken, toen hoogstwaarschynlyk pramen genoemd, (pframe), frameae; welk woord anders braam, ('t geen men nog voor doorn gebruikt), en, in een' anderen tongval priem, (voorheen voor pook of ponjaard gebruiklyk), werd uitgesproken, en allerlei puntig en spits werktuig
beteekende. - Wy merken hier in het voorbygaan slechts aan, hoe kwalyk men doe, van de oude Grieken of Romeinen de door hen mishandelde Duitsche woorden over te nemen, zonder wel kundig te zyn in den aart der tale, tot welke men ze wil doen behoren.
Achter deze Dichtstukjes volgt een Aanhangzel van zeven Stukjes, uit Anakreons Grieksch overgenomen. - Zie hier twee der zogenaamde Bardietjes, van een teder, schoon verschillend onderwerp, uit de besten tot een voorbeeld.
De menschenvriend in 't speelhuis.
‘Arme, droef verdwaalde schaapen!
Ach! hoe slecht, hoe deerniswaardig
Gaat ge hier! zo schoone wichten,
Schier des ganschen Lands de schoonste!