Klagten van een gryzen Hollander wegens den tegenwoordigen toestand van het Vaderland. Alom te bekomen. In groot octavo 22 bladz.
Een gryze Hollander ziet ons Vaderland aan, als gedreigd met den ondergang, of wel met eene slaafsche onderwerping aan Frankryks wil en welbehaagen; die, volgens zyne voordragt, geschikt is, om ons van onheil in onheil te dompelen, en ten verderve te brengen. De staatkunde van den Franschen Vorst bedoelt, naar zyne gedagten, niet anders, dan tweedragt te verwekken, of dezelve, daar ze plaats heeft, te versterken en te doen toeneemen, om ons, als 't ware, langs dien weg te noodzaaken, om hem ten wille te zyn: en 't gebrek aan eendragt in ons Vaderland schynt hem Frankryks bedoelde maar al te sterk te begunstigen. Hy stort deswegens zyne bittere klagten uit, in 't vooruitzigt der rampen, die ons over het hoofd hangen. - Met medelyden deswegens onzen toestand beschouwende, houdt hy ook zynen raad niet te rugge; dezelve is, zo ver het algemeene betreft, tweeledig.
‘1. Men behoort de zaaken in te zien, zo als ze zyn, en zig niet vervaard te laaten maaken, door de ingeslaagen en verder gedreigde handelwyzen van Frankryk, die tog geen stand kunnen houden, om dat ze, zelfs met de belangen van hun, die ze in 't werk stellen, strydig zyn.
2. Zonder tydsverzuim heeft men af te zien van alle partyzugt en verdeeldheden; de handen in een te slaan, om, onder aflegging van alle vooroordeelen, eigenbaat of wraakzugt, vaderlandsgezind te handelen; zig in staat te stellen, om, zoo men het oordeelt van het algemeen belang te zyn, tegens Engeland de regten te konnen verdedigen, die men eenmaal verkregen heeft; evenwel, zonder daarom een oogenblik af te hangen van de grillige inzigten van andere nabuuren. - Kortom, om de onzydigheid, waaraan wy toonen ons heiliglyk te willen houden, tegens eenen ieder manhaftig te beschermen en vast te houden; en om zo wel Engeland als Frankryk met ons te doen handelen, overeenkomstig de wyze, waarop een vry en onafhanglyk volk ten allen tyde behoort behandeld te worden; daartoe moet men, ten allerspoedigsten, zodanige middelen aangrypen, waar door alle de leeden van den Staat, zonder uitzondering, op een gelyken voet, in 't bezit van gelyke voorregten, nu en in 't vervolg, kunnen gehandhaafd worden’.
By mangel hier van voorspelt hy Nederlands afhanglykheid van Frankryk, waar voor hy ten sterkste dugt; dat hem, by den bovengemelden, algemeenen, nog een byzonderen raad doet geeven.
‘Is, zegt hy, is dan alles hooploos? ô ja! indien zulke vreesagtige beginzels blyven heerschen, indien door drift verblinde