ling van eenige der voornaamste redenen, waarom Israël en Juda zo strengelyk waren gestraft: op hoop dat de Jeugd die redenen weetende, die wegen mydende, en beetere paden inslaande, alle donkere gedagten, op 't zien van de grondlegginge, van het begin, en van de gevolgen van deese nieuwe Eeuw, uit den geest der Vaderen mogen verdwynen, en dat alle, te zamen, Ouden en Jongen, eenparig de stemme met gejuich en vreugde mogen verheffen.’
Het eerste gedeelte, dat hier slegts tot ene aenleiding strekt, is wel wat te uitvoerig behandeld; doch men kan zulks in de Leerreden van een Edelman wel over 't hoofd zien; daer dit gebrek maer al te dikwils plaets heeft in Leerredenen van dezulken, die opzetlyk geschikt zyn, om het Volk door Leerredenen ten goede op te leiden, en een aenmerkelyk gedeelte van den tyd met het Voorwerk doorbrengen. 's Mans voorstellingen over den verschillenden staet des Volks, in de opgemelde tydperken, hebben intusschen hare nuttigheid, daer hy het Character en de omstandigheden der Joodsche Natie telkens op ene leerzame wyze schetst. Dan bovenal verdient het tweede gedeelte zyner Leerreden wel ene herhaelde lezing der Jeugd; tot welke de Heer van Haren zyne aenspraek inzonderheid rigt, om dat hy de verbetering van de zeden der Natie, welke niet dan trapswyze te voorzien is, van de Nakomelingschap verwacht. Middelerwyl zyn ze echter van die natuur, dat ze ook zeer wel den bejaerden ter oplettender overdenkinge aengeprezen mogen worden; ten einde ook zy 'er gebruik van maken, en der Jeugd, zo door voorbeeld als door onderrichting, zodanige denkbeelden ten ernstigste inboezemen. Ene aendachtinge beschouwing van 't character onzer Natie in vroeger dagen, en een opmerkzaem nagaen van 't verval onzer zeden in later tyd, met ene ernstige vergelyking van de tegenwoordig heerschende levenswyze, waer toe de Heer van Haren een ieder in dezen opleid, kan niet anders dan nuttig wezen; en de opvolging van 's Mans trouwhartige vermaning moet Nederlands Inwoonderen natuurlyk tot heil gedyen.