Edwin en Julia, in eene reeks van Brieven. Twee Deelen. Te Leyden by J.v. Tifselen en B. Onnekink, 1779. Behalven het Voorwerk 561 bladz. in octavo.
Eene aaneenschakeling van veelerleie lotgevallen van verschillende persoonen, van onderscheiden character, zet aan deeze Brieven eene verscheidenheid by, die derzelver leezing aangenaam maakt; en de manier der uitvoeringe is verder van die natuur, dat ze tevens leerzaam genoemd mogen worden. Ze behelzen een aantal van vertooningen, welken met smaak en oordeel uitgekoozen zyn, uit dezulken, welken ons daadlyk in het gewoone leevensbedryf der menschen voorkomen; doch welken men, als ze ons dus niet in geschrifte voorgesteld worden, gemeenlyk niet zo oplettend ter leeringe gade slaat. De daarin ontvouwde gevallen leveren, zonder de waarschynlykheid of het mogelyke te overschreeden, (waartoe men maar al te dikwils in de Romans vervalt,) eene reeks van aandoenlyke tooneelen, die, terwyl ze den Leezer gevallig bezig houden, en hem gestadig noopen om zyne leezing te vervolgen, hem te gelyk op zo lanig eene wyze treffen, dat hy 'er weezen yk deel in neeme. Ze zyn niet zo zeer geschikt om te verbaazen of te verrukken, als wel om die tedere aandoenlykheid gaande te maaken, welke gevoelige harten, op het zien vertoonen of leezen van mogelyke, zelfs versierde, ongelukkige toestanden, gelukkige uitkomsten of heuchelyke gebeurtenissen, niet kunnen nalaaten te gevoelen. Nu en dan mogen de